tag:blogger.com,1999:blog-77734895954919679722024-03-13T07:06:22.454-07:00Hans van Weteringcopyright images: Hans van Wetering -
www.tekstfabriek.nlHans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.comBlogger31125tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-19242918574636097572011-03-24T03:28:00.000-07:002011-03-24T03:36:50.300-07:00Portugese cursiefjesVanaf vandaag verschijnen hier, hopelijk in hoge frequentie, verhaaltjes en anekdotes over de personages waarin ik mij tijdens mijn leven in een klein bergdorpje in midden-Portugal omringd weet. <br /><br /> 1 - <span style="font-weight:bold;">Viezigheid</span><br /><br />Sinds twee dagen bevind ik mij aan de voet (of eigenlijk: op de enkel) van een Portugees bergmassief. De koffers zijn net uitgepakt. Het is koud. Zo koud als het alleen kan worden in een land waar het nooit koud is. De huizen zijn hier gebouwd om koel te houden. Daarbij komt dat de toebedeelde hoeveelheid ampère per huisnummer ontoereikend is om de koude met hulpmiddelen, als daar zijn elektrische kachels, te bestrijden. Ik wikkel me dus in dekens en bid dat de wraakgodin van de reuma mij niet bespringt. Maar de kou is nog tot daar en toe. Het verlichtingsmedicijn alcohol is hier tenslotte altijd dicht bij hand (in de Noordelijke landen ligt dat weer heel anders, maar wie daar naartoe gaat vraagt er natuurlijk ook om). Nee, het ergst is de viezigheid. Het huis waar ik verblijf is begin 20e eeuw gebouwd. Het telt drie verdiepingen, elf kamers, twee badkamers, twee keukens, wat gangen, een garage en een tweetal balkons met uitzicht over de vallei tot aan het punt waar we niets meer kunnen zien (ik zie nog net Monsanto liggen, een dertig kilometer verder gelegen dorpje waar de mensen in en onder grote zwerfkeien wonen). De viezigheid zit overal, als een tweede huid. In alle hoekjes, op alle muren, op elk achteloos vastgepakt koffiekopje; aan elk meubel zit vreemd schraapsel, de smoezelige resten van vergeten bedoelingen, erfenis van bijna honderd jaar leven. En oude vliegen natuurlijk, het is hier tenslotte het zuiden, reeds lang gestorven, achteloos zwervend over de stenen vloer. Het is niet viezer dan elders, denk ik. Niet viezer dan bij mij thuis. Maar het is onbekende viezigheid. En vooral, dat van een ander. En dat is onvergefelijk. Of ben ik te hardvochtig? T is in slaap gevallen op de bank. Haar hoofd leunt schuin achterover tegen de witte muur. Misschien is het de kou, of het licht van de inzettende schemering op de vlekkerige muur, maar plotseling lijkt zij mij al te kwetsbaar, breekbaar, sterfelijk. Is dit ook reizen? Hoort dit erbij? Eenzame zielen zijn wij, ja, ja. Als ze wakker wordt gaan we ergens speenvarken eten, met wijn, dat spreekt voor zich, veel wijn. Dan zal het vanzelf wel weer overgaan. Voor zolang het duurt.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-18655534422559816682010-03-12T05:44:00.000-08:002010-03-12T05:47:03.476-08:00Wachten op sloop<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S5pFpphiocI/AAAAAAAAAKY/oWLxQKmXuks/s1600-h/divers+juli+2007+045.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 240px;" src="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S5pFpphiocI/AAAAAAAAAKY/oWLxQKmXuks/s320/divers+juli+2007+045.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5447743281081524674" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Eerst is er een gedachte in het hoofd van een beleidsambtenaar, een mijmering door een stafmedewerker van een ambitieuze corporatie wellicht. Zo zal het meestal gaan. Misschien ligt ergens een strategische kaart op tafel. Wijst een vinger een plek aan. Zijn we hier? Iemand knikt. Een blauwe marker trekt een streep door een buurt, langs koffievlekken en omcirkelde gebouwen. <br /><br />Voor de eeuwigheid is niets natuurlijk, maar toch, het slopen is overal tegenwoordig, en het is nietsontziend. Vroeger stond de stad tenminste nog vol krotwoningen. Nu worden gebouwen gesloopt zoals mensen kledingstukken weg doen; niet omdat er gaten in zitten, maar omdat ze er op uitgekeken zijn. <br /><br />Wie weet wat de afschrijvingstermijn van een eengezinswoning is? Van een flatgebouw? Van een wijk? Van een stad? <br /><br />Geen buurt waar vandaag de dag de sloophamer niet tekeer gaat, waar niet vrachtwagens met puin af en aan rijden. Hele wijken wachten erop gesloopt te worden, en in die wijken de mensen, en in de slooppanden de tijdelijke bewoners - de moeilijkste gevallen, zij die van slooppand naar slooppand worden geadministreerd. <br /><br />Het is een secuur werkje. Eerst wordt uitgebreid op asbest en dergelijke getest. Daar gaan weken overheen. Dan komt een ploeg voor de laatste huisraad. Het echte slopen begint met de pannen, die een voor een naar beneden naar beneden worden gegooid. De happer wrikt de kozijnen uit het gebouw, duwt muurtjes om, trekt trappenportalen los. Er komt opmerkelijk weinig geweld bij kijken. Het is alsof een machine wordt ontmanteld, met beleid - delicaat bijna. Onderdeel voor onderdeel transformeert het gebouw in overzichtelijke hopen recyclingswaar: staal bij staal, steen bij steen, hout bij hout.<br /><br />De gebouwen eromheen staan er een beetje beteuterd bij; alsof ze weten dat ook zij binnen afzienbare tijd aan de beurt zullen komen; dat ook voor hen het moment nadert dat de eerste grijparm zich in hun houtwerk vastbijt.<br /><br />Maar deze dichtgespijkerde huizenwand aan de rand van Osdorp is anders. Dit is geen willekeurig slachtoffer. Geen anonieme resultante van beleidsprocessen waar je al dan niet voorstander van kunt zijn. Dit is waar mijn opa en oma woonden. <br /><br />Dat ik er langs fiets is niet vanzelfsprekend. Wie zelf niet in Osdorp woont, komt er niet snel. Gemakshalve noem ik het toeval. <br /><br />Het dringt pas tot me door waar ik me bevindt, wanneer ik het oranje zonnescherm zie. Het scherm, dat er al in de vroege jaren zeventig hing. Zo lang gaan die dingen blijkbaar mee. Niemand heeft moeite gedaan die zonwering weg te halen. Het staal van de armen is er door handelaren wel vanaf gesloopt, maar het oranje doek lieten ze voor wat het was. Nu hangt het als een lap voor de dichtgespijkerde huiskamer. Alsof iets bedekt moest worden, zoals de nooddiensten bij een ongeval of liquidatie doek spannen om het slachtoffer voor de gretige ogen van de menigte te bewaren – uit piëteit. <br /><br />Wanneer het zonnescherm aan het eind van middag omlaag werd gelaten, kleurde alles in de kleine woonkamer oranje.<br /><br />In welk jaar zou dit gebouwd zijn? Midden jaren zestig? Eerder nog? Ik heb mijn grootouders in ieder geval nooit ergens anders gekend dan hier, in de Nierkerkestraat, op nummer 89, huis.<br /><br />Ik neem plaats op een bankje en kijk schuin achterom, naar het rafelige oranje doek. Het is een windstille dag. Ook dat nog. Twintig jaar geleden was ik hier voor het laatst, om het huis leeg te halen. <br /><br />Onwillekeurig dringt hun geschiedenis zich aan me op; dat oma op haar twaalfde al in het café van haar vader stond om met klanten te biljarten op momenten dat die niemand hadden om tegen te spelen; dat haar vader aan het begin van WOI I z’n kapitaal – hij ‘zat’ op de diamantbeurs – kwijtraakte, en er na de dood van zijn vrouw tussen uit kneep, mijn 17 jarige oma met de zorg voor twee jongere zussen achterlatend - het waren ruige tijden; dat ze daarop ten einde raad maar met mijn opa trouwde, een goedlachse, betrouwbare, eenvoudige jongeman die een banketbakkerij dreef bij de Ten Katemarkt; dat opa een leven lang extra veel boter en room in het gebak verwerkte omdat hij voor alles wilde voorkomen dat de klanten hem zuinigheid zouden aanwrijven; dat de bakkerij Brummer heette, en dat er in de stad misschien nog mensen zijn die zich die naam weten te herinneren; dat hij zelf almaar wilde verhuizen - eens in de paar jaar hield hij het niet langer, en pakte tot afgrijzen van zijn gezin het boeltje op om te verkassen naar de volgende woning, meestal een paar straten verderop; dat ze op latere leeftijd jehovagetuige werden en met de Strijdkreet langs de deuren moesten, eerst oma, en toen, na gedurige hersenspoeling, opa, terwijl die daar toch echt niet voor in de wieg was gelegd; dat er daarna geen verjaardagen meer waren; dat opa een hersenbloeding kreeg, waarna oma geholpen door een klein maar vasthoudend leger jehova’s bij het ziekenhuisbed de wacht hield om te voorkomen dat hij bloed toegediend zou krijgen; dat hij sindsdien de belevingswereld en het uitdrukkingsvermogen van een tweejarig kind had, en een duim waarin de rigor mortis zich vroegtijdig een voorpost had verschaft; dat oma tot haar 90e in een Dafje 33 reed, waarmee ze kruispunten overstak zonder links of rechts te kijken - in plaats daarvan reed ze nooit harder dan een kilometer op dertig, dan hadden de anderen tijd genoeg om haar te ontwijken; dat ze zo krom liep dat het leek of ze elk moment voorover kon vallen; dat ik er uit logeren ging en ontdekte dat het haar van mijn oma, dat ze altijd in een knotje op het hoofd droeg, bij het naar bed gaan plotseling tot haar knieën reikte; iets ik dat een beetje viezig vond; dat het er naar oude mensen rook, en dat in het tuintje altijd merels zongen; dat ze op het laatst naar het Leo Polakhuis moest, waar ze steeds argwanender werd, een beetje kwaadaardig zelfs – die wonderlijke bloem van de ouderdom – niemand viel nog te vertrouwen; dat ik in het buitenland woonde toen ze stierf, en niet terugkwam voor de begrafenis, die ik blijkbaar niet belangrijk genoeg vond, misschien omdat ze zo oud was; omdat ik mijzelf wijsmaakte dat de begrafenis daarom wel zonder mij kon. <br /><br />Het is het soort verhaal bestemd om in luttele minuten aan een wildvreemde te vertellen; het soort kleine, onbeholpen geschiedenis dat op den duur overblijft. <br /><br />Ik ben aan de achterzijde, zie de plek achter het huis waar ze de DAF parkeerde. De huisdeur is verdwenen achter planken vol graffiti. Nooit meer post. Het emaillen bordje met huisnummer 89 hangt er nog. De schroeven zijn in de loop van vele jaren onder de verf verdwenen. Het bordje zit muurvast Als ik het mee wil nemen, zal ik met gereedschap moeten komen. Zoals ik me voorneem. Een dezer zal ik terugkeren om het bordje eraf te schroeven. Daartoe ben ik toch tenminste verplicht. Nu ik dit eenmaal heb gezien, nu ik weet van de aanstaande sloop. <br /><br />Het is toch een beetje alsof ze door de sloop opnieuw sterven, alsof de dood de hakken nog wat dieper in het zand zet. <br /><br />Frits en Stien, zo heetten ze.<br /><br />Terwijl ik wegfiets, kijk ik nog een keer achterom, naar het oranje doek, dat nog steeds roerloos hangt. Ja, terugkomen zal ik. Als iets vaststaat in dit leven, dan dat.<br /><br /> <br /><br />Naschrift, een half jaar later: het gebouw is inmiddels gesloopt, nieuwe flats verrrijzen, het straatnaambordje ben ik niet gaan halenHans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-33816665116283840852010-02-13T12:23:00.000-08:002010-02-14T03:18:46.242-08:00Bericht uit de wasstraat<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S3cPy7eiuOI/AAAAAAAAAKQ/4v_qXJBdnfA/s1600-h/Covilha+2005_IMG_1551.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 400px; height: 300px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S3cPy7eiuOI/AAAAAAAAAKQ/4v_qXJBdnfA/s400/Covilha+2005_IMG_1551.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5437832442706835682" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Twee weken heb ik de auto nu, maar die verleidelijke showroomglim is al nergens meer te bekennen. Overal resten ijs, zand en zout. Ik heb geen keus. Om het gevoel van nieuw nog een beetje te rekken zal ik de auto moeten wassen. Op naar de wasstraat dus. <br /><br />Eerst is er de kwestie van de muntjes, of preciezer, van de moeilijkheid om het juiste menu te kiezen. Er bestaat een basispakket, een totaalpakket, een waspakket. Daarbinnen is weer van alles mogelijk. Alleen spoelen met water en zeep of toch ook maar drogen? In de was, maar dan zonder nadrogen? De onderkant geborsteld? Politoeren? Een paar muntjes voor het stofzuigen eventueel? En wat doen we met de velgen?<br /><br />De vrouw achter de met (kogelvrij) glas afgeschermde toonbank van het benzinestation is weinig spraakzaam. Ze draagt nepwimpers en is waarschijnlijk blonder dan ze ooit – naar schatting minstens zestig jaar geleden - ter wereld kwam. In de hoek staat een klein TV-scherm dat haar aandacht opeist. Ik meen een hond te zien - een namiddags dierenprogramma. <br /><br />Terwijl haar blik geen seconde van het scherm wijkt, antwoordt ze op mijn vragen afwisselend met ‘dat moet u zelf weten’ en ‘dat ligt eraan’. Wanneer ik eenmaal de keus voor een programma heb gemaakt en de muntjes uit de wissellade grabbel, vraag ik of het de bedoeling is dat ik tijdens het wassen in de auto blijf zitten. Voor het eerst kijkt de vrouw weg van haar scherm. ‘Zeker de eerste keer hé?’, zegt ze terwijl ze me recht in de ogen kijkt. ‘Het is lang geleden’, antwoord ik bedremmeld, en ik wil nog iets toevoegen, dat ik haar echt niet in de maling neem, maar nu eenmaal zelden op dit soort plekken kom, zodat het derhalve helemaal zo vreemd nog niet is dat ik mij niet herinner of het de bedoeling is om in die auto te blijven zitten of niet – dat zou ze toch moeten begrijpen -, maar nog voordat ik iets heb kunnen zeggen heeft ze het hoofd alweer afgewend naar het scherm, waar juist een reusachtige paling uit beeld zwemt. <br /><br />Vlak voor de ingang van de wasstraat is tegen een blinde muur een trekautomaat geschroefd. Ik kies een doekje om de ruiten mee droog te vegen en een ‘cockpitdoek’, ‘geschikt voor dashboard, bumpers en spiegels’. <br /><br />Voorzichtig rij ik de auto onder de ‘inweekboog’ door en houd stil voor de ingang van de wasstraat. Het stoplicht staat op rood. Een jongen in overall gebaart dat ik nog iets naar voren moet. Zodra ik over een hobbel ben gereden, mag ik de motor uitzetten. <br /><br />Ik kan er nu nog uit, als ik zou willen. Maar iets houd me tegen. Een loomheid die ik niet goed kan verklaren. De auto wordt nu met kleine schokjes vooruit geholpen. We staan op een rolband, de auto en ik, en gaan onvermijdelijk voorwaarts. Dan beweegt de band plotseling met een grote schok en stroomt het water over de voorruit. Alles om me heen wordt wazig. <br /><br />De baarmoeder is een nutteloze metafoor, niet in de laatste plaats omdat niemand zich z’n aanwezigheid in die baarmoeder erg goed herinnert (er zijn natuurlijk mensen die anders beweren, maar zo lopen er ook rond die volhouden dat God een groene kikker is op de bodem van de oceaan, en je kunt tenslotte niet iedereen serieus nemen).<br /><br />En toch, het geeft te denken; dat heen en weer wiegen, die omsluiting door metershoge, bontgekleurde WC-borstels die over het staal roffelen, dat water dat wellustig over de auto stroomt; weten dat je nergens heen kunt, dat er geen keuze is dan je over te geven aan de deinende beweging, aan het schuim dat zich opgejaagd weet door het water, aan het water dat tranend oplost in de kokende lucht - ik sluit mijn ogen en voel mijzelf wegdoezelen. Niet alleen de auto wordt gereinigd, ook ik. En geen moment vraag ik me af of het ergens zal gaan lekken.<br /><br />Vroeger was de auto op zondag aan de beurt. Hele buurten tegelijk liepen bij mooi weer uit met spons, emmer en zeem om hun alledaagse trots van nieuwe glim te voorzien. Mijn vader deed al niet anders. Vooral de goudkleurige Vauxhall Viva straalde na behandeling met was en poetskatoen onbedaarlijk. Er ging wel een middag mee heen. En er waren er natuurlijk die het elke week deden. Maar dat waren aanstellers. Of er al wasstraten waren toen, begin jaren zeventig, weet ik niet. Ze moeten er zijn geweest. Maar wie ging daar nou naartoe? Het zelf afboenen en oppoetsen van de auto, hoe klein en onooglijk ook, stemde bescheiden. Het is natuurlijk flauwekul om te zeggen dat het een ritueel was, een meditatief moment zelfs – die woorden hebben al genoeg te verduren – maar toch, het wassen stond buiten alle andere dingen, had niets met de onachtzaamheid van de doorgaande tijd en drukte en beslommeringen te maken waar mensen toen ook al onder leden ook al lijkt het in retrospectief een tijdperk van hemelse traagheid en ruimte. De auto, door de week verwaarloosd, afgetrapt, vervloekt en met peuken en kauwgom besmeurd, en geen blik waardig gegund, werd op zo’n zondag met doek en water getroost, de vacht gestreeld, onachtzaamheid ongedaan gemaakt en in tederheid omgezet. Onderwijl werd flink geneuried en opgestoken - zonder sigaretten was het leven immers ondenkbaar, en de zondagse autowasbeurt al helemaal -, terwijl moeder thuis de groentesoep met ballen bereidde. Het waren, kortom, overzichtelijke tijden. Dat de zondagse wasbeurt ook schaduwzijden kende - zo gaf de immer overvolle asbak zelden mee, en waren er dagen dat de boenwas niet gehoorzaamde, omdat het buiten te koud was, of juist te warm, of zomaar, zonder dat er iets te begrijpen viel – deed daar weinig aan af. <br /><br />Wie niet bang is uitgevallen, zou zomaar staande kunnen houden dat in de overgang van zondagse wasbeurt naar full automatic carwash een ingrijpende structuurverandering van onze maatschappij zichtbaar wordt, ja zelfs de verwording van, ehm, onze collectieve psyche, van de verhouding tussen mens en machine; - bereikten we vroeger gemoedsrust en, wie zal het zeggen, loutering, door onze auto zelf te wassen, inmiddels laten we dat doen door zelfdenkende machines, als volleerde consumentisten.<br /><br />De vraag is natuurlijk welke conclusie we daaruit moeten trekken. En eerlijk gezegd zal het me allemaal een zorg zijn, zolang ik hier maar nooit meer weg hoef. Als ik maar voor eeuwig hier kan blijven, verscholen in deze wiegende cocon van staal en glas, in deze roffelende moederschoot van was en schuim, het cockpitdoekje in m’n handen.Wie durft te beweren dat met de full automatic carwash het autowassen als meditatieve oefening heeft opgehouden te bestaan, is te lang binnen gebleven, en zou er goed aan doen op een verloren winterdag desnoods een auto te huren, muntjes in te slaan, en zich over te geven. Het woord geluk werd wel eens voor minder in stelling gebracht.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com2tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-66962347705180827652010-02-09T00:21:00.000-08:002010-02-09T00:41:24.918-08:00<span style="font-weight:bold;">Danilo<br /></span><br />Waar hij precies dokter in was heb ik nooit begrepen. Een beetje van alles, vermoed ik. Danilo was mijn huisbaas. Om rond te kunnen komen werkte hij in vier ziekenhuizen, verspreid over het land, zodat hij altijd onderweg was. Achter in de veertig moet hij zijn geweest. Een kleine Braziliaan met een luide, diepe stem en zoveel zwart haar op zijn handen dat je er liever niet naar keek; misschien omdat ze onwillekeurig de associatie met zekere knaagdieren opriepen. <br /><br />Ik leerde hem kennen in Faro, een stadje in het zuiden van Portugal, in de zomer van 1993. Mijn vakantie was uit de hand gelopen en zonder dat ik het zelf goed en wel besefte, overgegaan in een verblijf voor onbepaalde tijd; tijd die ik vulde met het rondrijden van verveelde toeristen.<br /> <br />Het tweekamerappartement dat ik van hem huurde had uitzicht op de zoutpannen en was aan de achterzijde opgetrokken uit aluminium en glas zodat de hitte er op het eind van de middag ondraaglijk was. Misschien kwam het daarvan dat Danilo zoveel zweette. Zo staat hij mij voor de geest; een kleine, behaarde man die onbedaarlijk transpireerde, en altijd had hij een sinaasappel in de hand (sinds hij met roken was gestopt at hij tenminste tien sinaasappels per dag). <br /><br />Eens in de twee weken kwam hij een weekeinde langs, omdat hij een dienst moest draaien in een privé-kliniek in de stad. Danilo sliep dan in de huiskamer, op een bank die net te smal was om niet één keer per nacht wakker te schrikken en te ontdekken dat hij halverwege de bank en de vloer hing. <br /><br />Soms ook kwamen vrouw en kinderen mee. Twee jongens had hij, van een jaar of acht. Veel zeiden die jongens niet. Ze liepen maar wat rond, hingen een beetje in de bank. Volgens afspraak vertrok ik voor de duur van zo’n weekeinde naar een camping ergens op een schiereilandje voor de kust. <br /><br />Maar kwam Danilo alleen, dan gingen we samen uit eten en foeterde hij honderduit op de inwoners van het land waar hij woonde, en vooral, op zijn vrouw als vertegenwoordigster van dat land. <br /><br />Dona Raquel was een even knappe als stijve vrouw, hautain ook, en ongetwijfeld van goede komaf, zo leek ze de rest van de wereld in ieder geval te willen doen geloven. Ik meen dat ze rookte. Filtersigaretten. En dat ze de rook schuin omhoog blies, zoals je vroeger in films wel zag. Danilo had een pesthekel aan haar. Zoals hij een pesthekel had aan Portugal, het land waar zij vandaan kwam, het land waar hij haar had ontmoet, waar hij twee zonen had gekregen op wie hij verzot was, en waar hij zich sindsdien gegijzeld wist. Want nooit zou hij het over z’n hart kunnen krijgen om zijn kinderen achter te laten. <br /><br />Dus sleepte hij zich van slecht betalend ziekenhuis naar slecht betalend ziekenhuis, duizenden kilometers per week, mijmerend over god weet wat - een coopertest met onduidelijke tijdslimiet. Hoe ver weg zal Brazilië hem niet hebben geleken, op momenten dat aan het eind van weer zo’n zinderende asfaltdag de schemering zich meldde en de vermoeidheid die o zo bekende sluiproute van het lichaam naar het binnenste van de gedachten had afgelegd? <br /><br />De restaurants waar Danilo en ik naartoe gingen, bevonden zich steevast in buitenwijken, verstopt onder non-descripte flatgebouwen. De airco zwoegend, de tafels witgedekt onder een mateloos TL-licht, een beeldscherm in alle hoeken van de eetzaal, voetbal. <br /><br />We kwamen binnen en namen plaats aan de eerste de beste vrije tafel, waarna Danilo het servet voor de buik vouwde en meteen op luide toon de ober bij zich riep. Het was een vaststaand ritueel, en die avond waarop hij mij zijn theorie ontvouwde, was niet anders. <br /><br />Of misschien is ‘ontvouwde’ een groot woord. De theorie bestond strikt genomen uit luttele zinnen, paste met enige goede wil zelfs tussen een enkele hoofdletter en een punt. Het postulaat van de dode talen. Zo noemde ik zijn theorie aanvankelijk, wanneer ik er in gezelschap over vertelde. Dat ‘postulaat’ beviel me wel. ‘Postulaat’ was mysterieuzer dan ‘theorie’. Een postulaat was een vlag geplant in onbetreden grond, een voetstap in streken waar tot dan geen mens zich had durven vertonen. Niet dat het Danilo iets had uitgemaakt hoe een ander zijn theorie zou noemen. Ik vraag me nu zelfs af of hij zijn uitvinding wel als zodanig aankondigde. Beweerde hij die avond überhaupt dat hij iets bijzonders te zeggen had, dat hij een ontdekking had gedaan? Was zijn postulaat meer geweest dan een paar achteloos gemorste woorden? Ik weet het niet meer. Mijn herinnering laat het afweten. Zelfs de naam van het restaurant ben ik kwijt, en wie de rekening betaalde. <br /><br />Een dode taal herken je aan de klinkers. Dat was, tot de kern teruggebracht, Danilo’s ontdekking. Wanneer een taal stervende is, gaan de mensen die zich van die taal bedienen, zonder dat ze hetf merken, ertoe over de klinkers in te slikken, tot het moment dat woorden, en zelfs hele zinnen en betogen verschrompelen tot een even monotoon als afschrikwekkend geprevel en gesis. Klinkers verdwijnen. Niet op schrift, dat zou gelazer geven, maar in de mond. Wie wil weten wat de stand van een cultuur is – de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Danilo geen onderscheid aanbracht tussen taal en cultuur en de twee begrippen vrijelijk dooreen gebruikte – kan volstaan met een kort bezoek aan kapper of kroeg. Iedere plek voldoet, op voorwaarde dat er flink wordt geouwehoerd. <br /><br />Niet lang na die avond verloor ik Danilo uit het oog. Eerst een beetje, toen Dona Raquel op een doordeweekse dag onaangekondigd het appartement binnenstapte en ontdekte dat ik (de hitte binnen was echt niet te harden) het echtelijke bed naar het balkon had verplaatst. En later definitief, toen ik Faro allang weer had verlaten, en ik via via hoorde dat Danilo naar Brazilië was vertrokken, met meenemen van zijn jongste zoon. <br /><br />In die jaren speelde ik nog wel eens met de gedachte naar Brazilië te gaan en hem op te zoeken. Maar wat wist ik van hem? Niets eigenlijk, behalve dat hij Danilo heette en arts was. Ik wist niet eens of Danilo een voornaam dan wel een achternaam was, en dat in een land met meer dan tweehonderd miljoen inwoners, waar de namen zo langgerekt waren en uit zoveel losse woorden bestonden dat ze voor een buitenstaander als ik al snel de gedaante van toverspreuken aannamen. Danilo zou ik hoe dan ook nooit vinden. <br /><br />Danilo verdween, maar zijn theorie bleef nog een tijdje rondzwerven in mijn hoofd. Af en toe vertelde ik in gezelschap de anekdote over de Braziliaan met zijn Portugese vrouw en het postulaat van de dode talen. En nooit was er iemand die al eens van zo’n theorie had gehoord, of zelfs maar deed alsof. Niemand ook die mij tegensprak of ‘mijn’ Danilo eenvoudig voor gek uitmaakte. <br /><br />Zo gek was Danilo’s idee natuurlijk ook niet. Er zat wel iets in. Althans, voor wat de Portugese taal betrof. En daar was het Danilo ten slotte allemaal om begonnen. Zijn postulaat diende als bewijs voor de superioriteit van de voormalige kolonie Brazilië tegenover moederland Portugal. Waar het Portugees dat in Brazilië werd gesproken (en dat Danilo consequent ‘Braziliaans’ noemde), zong en heupwiegde, niet in de laatste plaats dankzij de klinkers die naakt en, wie zal het zeggen, exhibitionistisch de woorden overheersten, daar raakten in het Portugees van het oude continent diezelfde klinkers vermalen tussen soms knokige, soms scherp geslepen medeklinkers, of hielden ze zich dan toch in ieder geval ergens op achter in de mond, in het begin van de keel, bij het strottenhoofd, daar waar voedsel en taal afscheid nemen. <br /><br />Portugezen spraken inderdaad binnensmonds; waren inderdaad vrijwel onverstaanbaar. Dat had ik tot mijn spijt allang gemerkt (het zorgde ervoor dat ik ze vaak nauwelijks verstond). Of dit ook gelijk de juistheid van Danilo’s postulaat aantoonde was natuurlijk iets heel anders. Misschien demonstreerde dat binnensmond praten van de Portugezen slechts dat Portugezen bij voorkeur binnensmonds praten. En Danilo was natuurlijk geen taalkundige, maar arts, een arts met onduidelijk specialisme bovendien, die in zijn oude Honda Civic van kliniek naar kliniek jakkerde om de eindjes aan elkaar te knopen. Danilo’s postulaat steunde ook zo overduidelijk op de weerzin die hij voor zijn Portugese vrouw voelde – het was zijn Brazilie versus haar Portugal -, dat een scepticus gemakkelijk zou kunnen tegenwerpen dat de theorie geen algemene strekking had; was de theorie niet voor alles een vehikel voor Danilo’s haat? <br /><br />Maar zelfs als dat laatste klopt; is de theorie daarmee op slag waardeloos? De waarde van een ontdekking toch los van de motieven achter diezelfde ontdekking? De voorbeelden zijn legio. Denk aan het buskruit, het kompas, India. We zoeken het een en vinden het ander. Waarom zou dat niet ook op Danilo’s theorie van toepassing zijn?<br /><br />Die avond aten we krab. Daar stond hij op. Ik lustte geen krab, zei ik. Maar dat moest ik dan maar leren, krab lusten. Hij lachte uitbundig, gaf me een tik op mijn schouder, en wenkte de ober: ‘Ik leer hem krab eten,’ zei hij, en hij wees op mij, ‘breng maar extra servetten.’<br /><br />‘Elke taal is als een dier,’ zei hij even later, terwijl ik onhandig in de weer was met de scharen van het dier op mijn bord, ‘elke taal is een ander dier, en het Portugees is een krab. Een krab beweegt zich achterwaarts en graaft zich in.’ Ik vroeg me af wat het Nederlands voor dier was. ‘Het Braziliaans echter,’ ging hij verder, is geen krab.’ Met felle gebaren rukte hij de scharen van het beest op zijn bord. Het had iets meedogenloos, de wijze waarop hij die krab te lijf ging. Wat voor dier dan wel, vroeg ik hem. <br /><br />Het antwoord op die vraag ben ik in de loop der jaren kwijtgeraakt. Misschien dat er geen antwoord was. Dat het voor Danilo voldoende was om vast te stellen dat het Portugees een krab was, en dat de rest er vervolgens eigenlijk niet meer zo toe deed. <br /><br />Er waren meer dingen die ik vergat; de namen van zijn kinderen, de misprijzende blik van Dona Raquel wanneer ze haar appartement binnenstapte en mij op haar sofa zag zitten (ze was natuurlijk niet voor niets met een arts getrouwd en nu moest ze godbetere haar appartement verhuren om de rekeningen te kunnen betalen; was ze gast in haar eigen huis). Ik weet ook niet meer of ze een hondje hadden. <br /><br />Danilo’s theorie echter was opmerkelijk resistent tegen het verstrijken van de tijd. Natuurlijk, al te vaak dacht ik er niet meer aan. De anekdote over Danilo en zijn wraakzuchtige theorie was sleets geraakt, had z’n werk gedaan. Andere anekdotes dienden zich aan. Maar toch, ergens in die speklaag van de ziel die vroeger wel het onbewuste werd genoemd, bleef Danilo’s theorie van de dode talen sluimerend aanwezig. Tot ik nu ruim een jaar geleden las dat in een bibliotheek in Lissabon onbekende teksten van Fernando Pessoa waren opgedoken waarin de grote dichter beweerde dat de Nederlamdse taal op sterven na dood was. Alleen de talen van naties die wereldrijken vestigden hadden kans van overleven, schreef Pessoa, en wie sprak er nou Nederlands, afgezien van anderhalve man en een paardekop in Nederland zelf, en dan nog wat achterlijke bijbelvreters in het zuidelijkst van Afrika? Het Nederlands was ten dode opgeschreven, aldus de dichter, die begin twintigste eeuw, een jonge jongen nog, korte tijd in Zuid-Afrika had gewoond, daarheen meegesleurd door zijn gehate stiefvader, en aan die jaren weinig goede herinneringen bewaarde. <br /><br />Ik moest onmiddellijk aan Danilo denken. Daar stond hij weer voor me, een sinaasappel in de hand, uitkijkend over de zoutpannen. <br /><br />Zoals Danilo’s theorie leek ook Pessoa’s visie door wrok ingegeven. Danilo’s echtgenote en Pessoa’s stiefvader waren inwisselbaar en vulden elkaar zelfs prachtig aan (waar Pessoa de doodsoorzaak analyseerde, beschreef Danilo de ziekteverschijnselen), ware het niet dat Danilo, ironisch genoeg, juist het Portugees van Pessoa dood verklaarde. <br /><br />Zoals lang geleden Danilo’s idee indruk op me had gemaakt en in mijn hoofd was gaan rondspoken, zo kon ik nu Pessoa’s boutade over ‘Nederland met z’n spek-en-bonentaaltje’ niet van me afzetten. Ik dacht aan Pessoa, en telkens wanneer ik dat deed, dook achter zijn uitgemergelde beeltenis het stralende vollemaansgezicht van mijn verdwenen vriend op: ‘Meer servetten!’ <br /><br />Zo liep ik een paar weken rond. De eerste ergernis over Pessoa (dezelfde Pessoa die godbetere na dat verplichte uitstapje naar Zuid-Afrika nooit een voet buiten Lissabon zou zetten!) verdween en maakte plaats voor een gevoel van onbehagen, een gevoel alsof ik ergens in had gefaald, al wist ik dan zelf niet waarin. <br /><br />Tegen beter weten in zocht ik via Google nog maar eens op “Danilo”. Ik probeerde combinaties met “Sao Paulo”, de stad waarvan ik wist dat hij vandaan kwam, en “médico”. Zonder resultaat. Tenminste, de wereld leek vergeven van artsen die Danilo heetten en in Sao Paulo woonden. Als ik nou maar iets meer had geweten. De volledige naam, dat zou al helpen, of de naam desnoods van het specialisme waar hij in die klinieken zijn geld mee had verdiend. Ik probeerde steeds andere combinaties, allemaal tevergeefs, en ging er op enig moment zelfs toe over om een achternaam te verzinnen. Ik bedacht een geboortedatum, ik bracht Dona Raquel in als geheim wapen. <br /><br />Pas toen ik mijzelf op een dag de zoekopdracht “Danilo” “Pessoa” in zag typen, besefte ik plotseling waar dat onbehagen vandaan kwam; ik had Danilo in de steek gelaten. Terwijl hij van alle mensen mij had uitverkoren om zijn ontdekking wereldkundig te maken, op die ogenschijnlijk zo gewone avond in Faro, had ik met die gift niets gedaan. Ja, ik had Danilo’s theorie nog een tijdje in gezelschap opgediend, als smakelijke anekdote. Maar daarna? Danilo was verdwenen, en zijn theorie veroordeeld tot een vegeterend bestaan in mijn hoofd. Ik was vreselijk tekort geschoten. <br /><br />Denk nu niet, doordat ik woorden als ‘uitverkoren’ en ‘gift’ en ‘wereldkundig’ gebruik, dat ik een gelovig mens ben, of zelfs maar behept met talent voor het onzeglijke. Het was en is niet mijn bedoeling om Danilo’s theorie tot bijbelse proporties op te blazen. Ik ben geen Mozes, zelfs niet bij wijze van mislukte variant (die tabletten met geboden had ik ten slotte, toen ik er genoeg van had, ergens onderaan de berg in het gras geflikkerd). <br /><br />Het had eerder te maken met een gevoel voor symmetrie, met lotsbestemming, niet als religieus sentiment, maar in de vorm van een verhaal met een kop en een staart. Pessoa had Danilo opnieuw tot leven gewekt. Pessoa’s theorie had Danilo’s theorie tot leven gewekt. Wie was ik om dat te negeren? Wie was ik om te doen alsof die dingen niets met elkaar te maken hadden? Wie was ik om te doen of ik er niets mee te maken had? Alsof het niet mijn leven was waarin ze allebei opdoken. <br /><br />Ik besloot dat ik geen keuze had dan zelf op onderzoek uit te gaan. En wat lag er meer voor de hand dan de theorieën van Danilo en Pessoa bij elkaar te brengen? Danilo’s postulaat van de dode talen kon mooi dienen om te achterhalen of Pessoa gelijk had gekregen, en het Nederlands inderdaad, zonder dat wij het zelf goed en wel doorhadden, een dode taal was geworden. <br /><br />Aanvankelijk concentreerde ik me op de klinkers. In gesprekken met vrienden noteerde ik nauwlettend de duur van de klinkers, vervaltijd heet dat officieel. Ik observeerde, noteerde en nam ondertussen zo goed en zo kwaad als het ging deel aan woordenwisselingen waarvan alleen ik wist dat het strikt genomen geen gesprek betrof maar onvervalst veldonderzoek. Waar ik mij anders door de woorden zou laten meevoeren, daar brak ik ze nu af in hun kleinste componenten, om na enige tijd tot de conclusie te komen dat ik een onmogelijke taak op me had genomen. Mijn notitieboekje stond vol onleesbare krabbels. De klinkers hadden lak aan mijn onderzoek. Soms hielden ze zich schuil, of kwamen ze zo snel voorbij, dat ik aarzelde ze te noteren – had ik echt wel gehoord wat ik meende te hebben gehoord? Soms ook namen ze een uitdagende pose aan, de krengen, rekten ze zich behaagziek uit, als de eerste de beste nymfomane. Anders gezegd, ik kwam er niet uit. <br /><br />Ik verlegde mijn aandacht naar de motoriek. Was het inslikken van die klinkers misschien af te meten aan de strekking van de kaakspieren? Aan de mate waarin de kaak zich tussen de medeklinkers in opende? Ik nam mijzelf tot onderzoeksobject, stond halve dagen voor de spiegel. Tevergeefs. Observatie van vrienden gaf betere resultaten. Zeker als ik tegelijk ook de vervaltijd van de klinkers bijhield. <br /><br />Het is nu bijna een jaar geleden dat ik met mijn onderzoek begon. Ik ben op de goede weg. Daarvan ben ik overtuigd. Maar er is nog een hoop werk te doen. Of de Nederlandse taal ten dode is opgeschreven, staat nog niet vast, zomin als het stadium waarin de taal zich bevindt (mocht Pessoa onverhoopt gelijk hebben). <br /><br />Niet dat de gemiddelde Nederlander zich overigens zou opwinden mocht zijn taal het einde nabij zijn. Wie zuinig met z’n woorden omspringt, zal verder ook wel geen verkwister zijn; voor de gemiddelde Nederlander is taal een noodzakelijk kwaad. Maar het is ook niet vanwege die gemiddelde Nederlander dat ik mijn onderzoek voortzet. <br /><br />Had ik al gezegd dat Danilo ondanks de haat die hij zijn vrouw toedroeg zo’n hartelijke man was? Dat zijn lach zich aan de dingen hechtte? Dat Danilo zo iemand was van wie je je tot in je laatste dagen herinnerde hoe het klonk wanneer hij je naam uitsprak? <br /><br />Ooit zal ik Danilo mijn bevindingen presenteren. Als ik hem vind natuurlijk. Brazilië is een groot land, op elke hoek woont wel een Danilo.<br /><br />Soms droom ik van dat moment. Ik ben op bezoek in Sao Paulo. Alles is er wit; de straten, de flatgebouwen, de hemel. Waarom weet ik niet. We zitten buiten op een terras en kijken uit over een baai. In mijn tas zit het resultaat van jarenlang onderzoek. Danilo, begin ik opgewonden, weet je nog, die avond toen in Faro, we aten krab, ergens in een restaurant in een buitenwijk, we hadden het over van alles en nog wat, je was nog getrouwd met Dona Raquel, er was een voetbalwedstrijd op het scherm, ik herinner het me als de dag van gisteren, de airco loeide, krab zat overal, en toen, alsof je het ter plekke bedacht, opperde jij je theorie van de dode talen. Kun je je dat nog herinneren Danilo? Danilo? Danilo?Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-70321803257538201952010-02-05T02:18:00.000-08:002010-02-07T04:42:42.795-08:00een avond met de speechschrijvers van Wouter Bos en Maxime VerhagenDoor een misverstand (dat er hier verder niet toe doet) belandden wij gisteravond geheel onverwacht in een symposium gewijd aan de edele kunst van de retorica. De avond, die in De Amsterdamse Balie plaats had, was georganiseerd door D<span style="font-style:italic;">e Rhetoricakamer</span>, zo bleek. Zoals ook bleek dat de sprekers (allen zelf speechschrijvers) het gedurende de hele avond in alles met elkaar eens waren. <br /><br />De stemming was dan ook opperbest. Het vak van speechschrijver was een mooi vak, klonk het unisono, en er was nog veel moois te doen. Een vergezicht werd geschilderd van een land waar almaar betere en mooiere speeches werden gegeven, en de mensen zelfs samendromden op de pleinen om de nieuwste speech van, pak ‘m beet, Wouter Bos of Maxime Verhagen te horen (van beiden was de speechschrijver aanwezig). Al was het, toegegeven, tegelijk ook niet altijd even gemakkelijk om speechschrijver te zijn in een land waar de spreekvaardigheid van politici en bestuurders zulk bedroevend niveau had (daar was nog een wereld te winnen, knikte men elkaar toe, en hoorden we daar het woord ‘acteercursus’?). Als het aan de speechschrijvers lag, zou Nederland er hoe dan ook beter voor staan dan nu het geval was, concludeerden we. <br /><br />Zoals we vanuit onze positie hoog achter in de zaal ook concludeerden dat de zaal gevuld was met studenten en mannelijke speechschrijvers (‘Wil iedereen die speechschrijver is opstaan?’) met als opmerkelijk detail dat van deze laatste groep meer dan driekwart kaal was, of ten minste beginnende symptomen van kaalheid vertoonde, iets wat onze stemming in eerste instantie toch drukte. Misschien dat ook de wat ouwelijke uitstraling van de dagvoorzitter (droeg hij nu wel of niet een vlinderdas?) hier van invloed was, of de neiging van de sprekers om te pas en te onpas de arme Aristoteles erbij te halen. En tevens kon de naam van de organiserende vereniging een rol spelen (De <span style="font-style:italic;">Rhetoricakamer</span>), of de klederdracht van de studenten (voor de jongens: het kostuum met brogues, voor de meisjes: de rok met legging, afgemaakt met het onvermijdelijke hakje) of, nu we toch bezig zijn, de oprichting, op het hoogtepunt van de avond, van een heus <span style="font-style:italic;">Gilde</span> van Speechschrijvers.<br /><br />Maar affijn, zeiden we elkaar goedgemutst, we mogen ons niet door uiterlijkheden laten afleiden, zelfs niet op een avond de retorica gewijd. En het moet gezegd, de stemming was zonder meer prettig, op het gezellige af. De hele avond viel geen onvertogen woord. Zodat we, iets slaperig weliswaar, maar toch, na drie uur opstonden van ons bankje en in het belendende café de volgende conclusies neerschreven:<br /><br />1) De speechschrijver van Maxime Verhagen (een ter hoogte van de heupen wat uitgezakt grijs mantelpak) is een vrouw die zomaar een jonge uitgave van Maj Weggen zou kunnen zijn (maar niet de dochter natuurlijk) <br /><br />2) De speechschrijver van Maxime Verhagen zegt dat de marges van het buitenlands beleid zo klein zijn dat het in feite niets uitmaakt voor wie je als speechschrijver werkt.<br /><br />3) De speechschrijver van Maxime Verhagen zegt dat je de persoon voor wie je schrijft goed moet kennen, maar dat je niet per se met hem naar bed hoeft.<br /><br />4) Ook de speechschrijver van Wouter Bos is een vrouw, al draagt zij geen mantelpakje (maar wat dan wel, vragen we ons de hele avond af, wat zou de benaming kunnen zijn van het raadselachtige kledingsstuk dat zij voor deze bijzondere gelegenheid heeft uitgekozen? Een T-shirt, maar dan zo groot dat het ongemerkt in een jurk overgaat? Een broekjurk? Een boezeroen wellicht?). <br /><br />5) De speechschrijver van Wouter Bos noemt Adolf Hitler en Geert Wilders in één adem (de as van het kwaad?), en niemand in de zaal joelt.<br /><br />6) De speechschrijver van Wouter Bos is de voorheen speechschrijver van voorheen minister Ella Vogelaar (Zou Bos dit wel weten, horen wij onszelf denken)<br /><br />7) De derde spreker is de voorheen tekstschrijver van Economische zaken en draagt een mantelpakje, zij het dan in zwarte uitvoering, en met een open decolleté waarvoor een onduidelijk object hangt (een leren das? Een speelgoedzweepje?). Waarom weten we niet, maar gedurende de drie uur die de avond in beslag neemt, speelt onafgebroken een mysterieuze glimlach om haar lippen; een glimlach, zo vrezen wij, bedoeld om te erotiseren.<br /><br />8) De voorheen speechschrijver van Economische zaken vindt dat speechschrijvers er goed aan doen om hun rechterhersenhelft te gebruiken, de helft kortom waar het gevoel zetelt en de briljante inval zich schuilhoudt. Zelf schreef ze ook wel eens gedichten, bekende ze ongevraagd, waarna ze in een moeite door uitlegde waarom een goede speech een kunstwerk was, vergelijkbaar met het Melkmeisje van Vermeer, de Partita’s van Bach of een druppel olijfolie in een gerecht uit de keuken van El Bulli (dat van die druppel kunnen we verkeerd hebben verstaan).<br /><br />9) Een goede speechschrijver kan voor iedereen werken, alleen niet voor Geert Wilders en Adolf Hitler.<br /><br />De meest voor de hand liggende vragen worden niet gesteld. Dat moest toch de tiende conclusie zijn, zo waren we het eens. Want uiteindelijk bleven we, hoe aangenaam de avond ook was geweest, toch met een onbevredigd gevoel achter. Want was er nu wel of niet een direct verband tussen het schrikbarende gebrek aan eloquentie van de hedendaagse politici (tandje bij, demarrage, bergop etc.) en de opmars van het beroep van de speechschrijver? En schreef, om maar eens iemand te noemen, Joseph - Wollt ihr den totalen Krieg? – Goebbels zijn speeches zelf of had ook hij al een speechschrijver (en zo ja, hoe heette die dan, en wat was er van hem geworden)? En, nu we toch bezig waren; zou een wereld zonder speechschrijvers nu eigenlijk een betere of een slechtere wereld zijn? Mmm, denken we, als we even later de deur uitstappen, de luidruchtige avond tegemoet. Mmm, hier is het laatste woord nog niet over gezegd.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-18735216904525073862010-01-31T03:28:00.000-08:002010-01-31T13:09:42.515-08:00Op zoek naar een GymnasiumHet is een eliteprobleempje, natuurlijk, de zoektocht naar een gymnasium. Maar hoe pak je zoiets aan in een stad waar elk jaar opnieuw 1 op de 5 leerlingen wordt uitgeloot? <br /><br />Inschrijven op de school van eerste keuze (in 'ons' geval Het 4e Gymnasium) en bidden dat de notaris andere kind/oudercombinaties de pineut laat zijn? De loting vooraf al als overweging in de schoolkeuze opnemen en niet voor het 4e Gymnasium kiezen (vorig jaar 40 kinderen uitgeloot) maar in plaats daarvan inschrijven op het kakkineuze Vossius? (De open dag op die school was dan weliswaar een parade van brogues en opgevouwen tongen; ondertussen werden vorig jaar toch maar mooi alle kinderen geplaatst) Het Barlaeus zou natuurlijk ook nog kunnen, als noodstop halverwege; iets minder elitair dan het Vossius, iets minder uitlotingen dan het 4e Gymnasium, en, dat dan weer wel, met de Bulldog om de hoek. Of is het misschien maar het beste om, teneinde uitloting te voorkomen, niet voor een categoraal gymnasium te kiezen, en in plaats daarvan mijn dochter, bij wijze van konijn uit de hoge hoed, het Amsterdams Lyceum voor te houden (Jammer alleen van die matig georganiseerde open avond waarop dat gebouw, dat er van buiten prachtig uitziet, van binnen zo krap bleek, en zo bedompt, en, tja, een beetje stonk ook wel)? <br /><br />De vragen roepen slechts meer vragen op. Zeker nadat ik begrijp dat het Amsterdams Lyceum vorig jaar ook 'gewoon' heeft geloot. En waarom was het op Het Amsterdams Lyceum eigenlijk zo druk tijdens die open avond? Moet ik die grote opkomst zien als teken van een al even grote kans op uitloting? Of is het juist omgekeerd en vormt de benauwende drukte van die avond juist een kans? En ligt het dan niet voor de hand dat ouders hun kinderen dan bij voorkeur elders inschrijven? <br /><br />Bij nader inzien geldt voor inschrijving op het Vossius iets soortgelijks, maar dan precies omgekeerd. Dat het Vossius vorig jaar niet lootte, is tenslotte niet alleen aan mij bekend, maar aan al die pientere ouders van die pientere kindertjes.<br /><br />Zoals natuurlijk ook het ridicule percentage uitlotingen vorig jaar op het 4e Gymnasium geen geheim is.<br /><br />Moet ik misschien nog een stap verder gaan? Het percentage uitlotingen op het 4e Gymnasium zou kunnen betekenen dat er dit jaar minder inschrijvingen zijn. Dat is het meest voor de hand liggend, of tenminste de eerste gedachte. Maar evengoed zou het hoge percentage uitlotingen van vorig jaar kunnen betekenen dat er dit jaar even veel, of misschien nog meer inschrijvingen komen, doordat ouders als ik, in hun zoektocht naar de winnende formule, er en masse op anticiperen dat het aantal inschrijvingen na het echec van vorig jaar wel flink minder zal zijn. Of is zelfs dat nog te eenvoudig gedacht? Want waarom zou ik de enige zijn bij wie deze laatste overweging opkwam? <br /><br />Een eliteprobleempje, kortom, er is in de wereld wel meer aan de hand.<br /><br />Denkt ook de Gemeente Amsterdam, die zich de afgelopen jaren niet erg druk maakte. Terwijl de loting toch op twee manieren voor rechtsongelijkheid zorgt. <br /><br />Kinderen die al een broertje of zusje op een school hebben hoeven op die school niet mee te loten, maar worden vanzelf geplaatst. In feite wordt hiermee het gezin en haar interne organisatie achteloos boven de rechten van het individu geplaatst. Een praktische overweging wordt gebruikt om een principe de nek om te draaien. Een praktisch argument dat bovendien niet op gaat. Volkomen onduidelijk is immers wat nu precies de praktische voordelen zijn die van het naar de zelfde school gaan van broer en zus: de ouderavond één keer per jaar? Samen naar school fietsen? Iedere ouder weet toch dat broertjes en zusjes daar niet over peinzen? Dat iemand anders twee of drie kinderen maakt kan hoe dan ook toch niet betekenen dat mijn enig kind naar een school van tweede of derde keuze moet omzien?<br /><br />Rechtsongelijkheid is er ook doordat kinderen uit de wijde omgeving zich op Amsterdamse scholen mogen inschrijven, terwijl omgekeerd Amsterdamse kinderen door de scholen in die omgeving mogen worden buitengesloten of daar ieg tweede keus zijn. De kinderen van buiten Amsterdam die in Amsterdam meeloten en worden uitgeloot, hebben vervolgens in hun eigen dorpen en steden eerste keus. Maar de Amsterdamse kinderen die helaas, helaas, geen plekje wisten te bemachtigen op hun school van eerste keuze, zien zich vervolgens gedwongen een tweede lotingsronde in te gaan. Zonder overigens dat de kans groot is dat de gymnasia die ze als tweede, derde en vierde keuze opgaven daaraan meedoen. Want die hebben na de eerste ronde geen plaatsen meer te vergeven. Zodat de Amsterdamse gymnasiumklant die het ongeluk overkomt te zijn uitgeloot, zich kan opmaken voor een van die hoofdstedelijke onderwijsfabrieken waarvan de VWO-afdeling door de schoolinspectie het predicaat 'onvoldoende' op krijgt gestempeld, of anders toch gedwongen is elke dag weer de lange tocht naar een school helemaal aan de andere kant van de stad te ondernemen (is toch ook niet heel praktisch, ben je geneigd te denken).<br /><br />Zo is het al jaren, en ondernomen wordt er niets.<br /><br />Een zwartkijker zou nog gaan denken dat het ermee te maken heeft dat het sociaal-democratische stadsbestuur van oudsher nooit veel op had met het fenomeen gymnasium. Daar werden voorheen immers de uitbuiters van de brave arbeiders opgeleid. <br /><br />Pffft<br /><br />Er is wel meer aan de hand in de wereld. Natuurlijk. Maar misschien dat ik het momentum nu toch maar moet aangrijpen om mij definitief aan de stad te ontworstelen. Een boerderijtje onder de rook van Aalten, het Stedelijk Gymnasium te Doetinchem onder handbereik, ehm, wat was daar ook alweer mis mee?Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-1211048862119086662010-01-09T01:24:00.000-08:002010-01-09T01:32:11.520-08:00Salazar - biografie<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S0hMj5iu9hI/AAAAAAAAAKI/Fd2pnCjSZwI/s1600-h/bidprentje+salazar.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 400px; height: 328px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/S0hMj5iu9hI/AAAAAAAAAKI/Fd2pnCjSZwI/s400/bidprentje+salazar.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5424669930793399826" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Gisteren in NRC-Boeken, hier uitgebreide bespreking.<br /><br />Over António Oliveira Salazar (1889-1970), de dictator die tussen 1928 en 1968 Portugal met straffe hand regeerde, is de afgelopen jaren veel geschreven. In Portugal gaat geen maand voorbij of er verschijnt wel een boek met persoonlijke herinneringen. Gevoed door de nieuwsgierigheid van een jonge generatie die Salazar zelf nooit bewust meemaakte en de weemoed van een deel van de oudere generatie die het (democratische) politieke bedrijf in eigen land na Salazar steeds nadrukkelijker met misprijzen beziet, lijkt inmiddels sprake van een kentering in de Portugese Salazar-receptie. De dictator die, sinds de Anjerrevolutie van 1974 aan zijn regime een einde maakte, lang de personificatie van het kwaad was, werd in 2007 in een TV-verkiezing zelfs verkozen tot belangrijkste Portugees uit de geschiedenis. De publicaties rijgen zich aaneen, maar een wetenschappelijke biografie was er tot nu toe niet. Salazar – a political biography, van Filipe Ribeiro de Meneses (verbonden aan de universiteit van Dublin) beoogt die leemte te vullen. <br /><br />Helemaal verwonderlijk is dat uitblijven van een biografie ook niet, stelt Ribeiro de Meneses in zijn inleiding. In de linkse jaren na 1974 overheerste in Portugal de structurele geschiedschrijving van de Annales-school. Aandacht voor belangrijke mannen was ondenkbaar. Bovendien zou een biografie van de man die Portugal zo lang in een ijzeren greep hield kunnen worden uitgelegd als een poging om de dictator te contextualiseren en te begrijpen, en dat was ongewenst en vooral ook, een belediging voor zijn slachtoffers.<br /><br />Maar goed, de biografie is er nu en het moet gezegd, Ribeiro de Meneses heeft een indrukwekkend monnikenwerk verricht. Want het archief van Salazar is enorm. Niet alleen was Salazar bijna veertig jaar aan de macht, ook legde de dictator een grote werklust aan de dag, en had hij de gewoonte alles wat hij deed consequent vast te leggen. En dan waren er nog de vele diplomatieke bronnen en de memoires van vele tijdgenoten die Ribeiro de Meneses raadpleegde. <br /><br />Ribeiro de Meneses’ doorworsteling van al dat papier levert een helder beeld op van de politieke machtsverhoudingen tijdens Salazar’s regime, binnen Portugal zo goed als tussen Portugal en de omringende wereld. We zien hoe de kersverse hoogleraar Salazar al snel na een militaire coup in 1926 door de coupplegers tot het ministersambt wordt geroepen om ’s lands desastreuze financiën op orde te brengen, en vervolgens als rechtlijnig minister van financiën – Balance the budget - binnen enkele jaren een machtspositie opbouwt, zonder echter dat hij ooit de absolute en machtige alleenheerser werd waar iedereen hem voor hield. Want dat is zonder meer een van de verrassende conclusies van de biografie. Salazar was zijn politieke leven lang een politiek evenwichtskunstenaar die, zelf zonder substantiële achterban, de macht altijd weer veilig moest stellen door de verschillende machtsgroepen in het land - de militairen, die onderling ook verdeeld waren, de katholieken, de republikeinen, de monarchisten - tegen elkaar uit te spelen. De macht van Salazar was een broze macht, aldus Ribeiro de Meneses. <br /><br />Overtuigend is de biografie ook wanneer Ribeiro de Meneses stelt dat het regime van Salazar weliswaar een repressief karakter had – er was censuur, politieke tegenstanders werden zonder enige vorm van proces vastgezet en soms zelfs uit de weg geruimd; Salazar’s houding ten opzichte van dit soort excessen kan, zo blijkt, nog het best gekenmerkt worden als pragmatische desinteresse - maar dat dit nog niet betekent dat het regime ook fascistisch kan worden genoemd, zoals in de linkse jaren na de Anjerrevolutie gemeengoed was. In tegenstelling tot bij (andere) fascistische regimes die in het interbellum in Europa het licht zagen, kende het nationalisme en uiteindelijk ook de geweldsuitoefening door de staat in Salazar’s Estado Novo een ‘gematigd’ karakter en was de leider zelf toch vooral een intellectueel verdwaald in de politiek, een bureaucraat zonder een partij of beweging achter zich en met een uitgesproken hekel aan massabijeenkomsten. Salazar – een slecht spreker, met een zwakke stem - haatte openbare optredens, die hij als tijdverlies beschouwde; er was immers zoveel werk te doen! Door Salazar of zijn regime fascistisch te noemen, wordt het begrip fascisme opgerekt tot het punt waar het elke betekenis verliest, aldus de biograaf.<br /><br />Salazar had zelfs een uitgesproken hekel aan de leiderscultus zoals die in Italië en Duitsland vorm kreeg. Maar dat betekende niet dat de persoon van Salazar zelf niet het onderwerp was van een zorgvuldig geconstrueerde mythologie. Salazar was van eenvoudige boerenafkomst, was zuinig en onkreukbaar, had een hekel aan de politiek, ambieerde het leiderschap niet, maar ervoer het juist als een opgave. Het liefst nam hij ontslag en trok hij zich terug in zijn geboortehuis in het landelijke Vimieiro, ware het niet dat het lot, dat de (goddelijke) voorzienigheid zelf hem had uitverkozen om het land bijeen te houden in het midden van de maelstrom van de tijd. Aldus de mythe, die in stelling werd gebracht telkens als de kritiek op Salazar’s bewind aanzwol. Ontelbaar zijn de keren dat Salazar in die veertig jaar met opstappen dreigde en zo binnen de regering, tegenover de militairen, zijn positie veiligstelde (Jullie weten, ik stap het liefst morgen nog op de trein terug naar Vimieiro!). <br /><br />Terwijl Salazar in de loop der decennia zijn (katholieke) ideologische veren goeddeels van zich afschudde en zich in toenemende mate ontpopte als virtuoos Real-Politiker nam de kritiek op zijn Estado Novo slechts toe en, in direct verband daarmee, de repressie. In de jaren zestig kreeg zijn regime het aan de stok met een generatie die zich niet meer herinnerde hoe Salazar het land in de jaren twintig en dertig uit de financiële chaos had gered, of hoe hij als politiek duivelskunstenaar zijn land ongeschonden door de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog had geloodst. De jonge generatie zag slechts dat het regime was vastgelopen. Portugal was in hopeloze koloniale oorlogen verwikkeld geraakt – oorlogen bovendien die door de internationale gemeenschap scherp werden afgekeurd - en de economie stond er slecht voor, zo slecht zelfs dat tussen 1964 en 1973 bijna een miljoen Portugezen emigreerden om de armoede op het platteland te ontvluchten. Salazar, die begin jaren zestig de zeventig al was gepasseerd, raakte zelf ook steeds verder geïsoleerd; van de groep mensen met wie hij aan de macht kwam, onder wie hij zijn ministers koos, zijn netwerk in Coimbra - bijna iedereen was met pensioen of dood - , en ook van de wereld om hem heen, die maar niet wilde inzien dat zijn verdediging van het koloniale imperium een heilige missie was, waarbij de beschaving zelf op het spel stond. Zoals hij in 1961 in een toespraak zei: ‘Everything is turning upside down in the world; the aggressors have become the well-deserving; those who defend themaselves are the criminals; states which are aware of their duties and trying to keep order in their territories are incriminated by those who foment disorder.’ Is het heel vergezocht om hierin een echo van Donne’s ‘T’is all in pieces, all coherence gone’ te horen?<br /><br />Salazar zou nog zeven jaar aan de macht blijven. In de zomer van 1968 laat hij zich, terwijl hij staand de krant leest, hard achterover vallen in een stoel (een regisseursstoel, zo wil het mooie detail), die vervolgens omvalt (of er zelfs helemaal niet stond, zo wil een nog mooiere variant, waarin de nieuwe werkster de stoel heeft verplaatst), waarna de dictator hard met het hoofd op de marmeren vloer terecht komt. De gevolgen van de val zou hij nooit meer helemaal te boven komen. <br /><br />Salazar- A Political Biography is een indrukwekkende poging het politieke fenomeen Salazar te duiden, maar betekent dit ook dat het dus een geslaagde biografie is? Over de aard van het regime en de rol van Salazar daarbinnen is de lezer na de 644 dichtbedrukte pagina’s een boel wijzer geworden, en voor de geïnteresseerden in het politieke en diplomatieke handwerk is er genoeg te vinden, maar voor de mens Salazar reserveert de biograaf toch wel erg weinig ruimte. Het begint er al mee dat de jeugd er zo’n beetje doorheen wordt gejast. Na 9 van de 644 pagina’s zit Salazar al op de universiteit in Coimbra. Nog geen 20 pagina’s verder wordt hij ingezworen als minister. Iets soortgelijks geldt voor zijn laatste jaren. <br /><br />De vraag is of dat, ook voor een nadrukkelijk als politieke biografie gepresenteerde levensbeschrijving, genoeg is. Vooral ook omdat Salazar’s regime een persoonlijke dictatuur was en Salazar’s persoon onlosmakelijk onderdeel vormde van de mythologie van datzelfde regime. In de biografie vinden we vrijwel niets over allerlei ongerijmdheden in Salazar’s persoonlijke leven die de biografie over de politicus Salazar niet alleen hadden kunnen verrijken, maar zijn politieke handelen hier en daar wellicht toch ook van een extra dimensie hadden kunnen voorzien. <br /><br />Over het geheime liefdesleven van Salazar - de eeuwige vrijgezel van wie de mythe wilde dat hij met zijn land was getrouwd - lezen we vrijwel niets (de liefdesgedichten die Salazar als jongeling op het seminarie schreef blijven ongenoemd), zomin als over Salazar’s geloof in horoscopen (die elke week voor hem werden getrokken). Vrijwel niets ook over het toch wonderlijke huishouden dat Salazar erop nahield, met twee jonge meisjes die niet zijn dochters waren en de even raadselachtige als dominante gouvernante Dona Maria. Dat Salazar zich vanaf de jaren zestig als beschermer van het Portugese overzeese imperium opwierp maar diezelfde koloniën zelf nooit bezocht - hij zette zelfs nooit een voet buiten Portugal - wordt in een enkele zin afgedaan. De bijzondere relatie met zijn moeder wordt niet uitgewerkt (negen nachten achtereen staat hij aan haar doodsbed, schrijft een van zijn zusters, tot zijn voeten zodanig zijn opgezwollen dat hij uiteindelijk nauwelijks in staat is de begrafenis bij te wonen: ‘the tender words with which he cared for her did not belong to this world and made us cry.’). Het steeds terugkerende gevecht van Salazar met depressies en slapeloosheid wordt een paar keer genoemd, en laat de lezer, zoals bij die andere ongerijmdheden, toch met vragen achter.<br /><br />Onduidelijk blijft wat de rol van zijn eenvoudige afkomst is geweest in zijn latere politieke leven. En zo is na lezing van de biografie toch niet helemaal helder hoe Salazar, die van eenvoudige komaf was, in een toch redelijk gesloten Portugese standenmaatschappij in korte tijd zo hoog kon stijgen. Te verwijzen naar zijn uitzonderlijke intellectuele gaven en academische prestaties is dan niet voldoende. Dat hij überhaupt op die universiteit terecht kwam is al een raadsel, ook al genoot hij dan de bescherming van een rijke landheer uit zijn geboortedorp. Deze vraag noopt des te meer aangezien in de biografie verder steeds naar voren komt dat het Salazar ten enen male aan charisma ontbrak, en de dictator zelfs een beetje stijve man was, afstandelijk en ronduit ongemakkelijk in de omgang met vreemden (Ribeiro de Meneses citeert in dit verband de memoires van Spanje’s ambassadeur toen deze in Lissabon in 1936 voor het eerst een bezoek aan Salazar bracht: ‘He sits behind a desk cleared of all papers, and I am placed on a chair on the left side of the desk. I have before me the dictator of the Portugues people, although few would have believed it. No trace betrays a man of action. Everything about him is inexpressive, including his face, his gestures, and the tone of his voice.’). En zelfs wordt niet helemaal bevredigend beantwoord waarom Salazar, die tijdens zijn regime zo vaak aangaf de politiek een hel te vinden, zo hardnekkig aan de macht bleef gekluisterd. Zat er dan toch een kern van waarheid in die mythe en zag Salazar het leidersschap als iets dat hij verfoeide, als een van hogerhand voorbestemd lot dat hij te dragen had, of ging het toch vooral, en in weerwil van die mythe, om blinde ambitie en machtsdrift? In zijn conclusie beweert Ribeiro de Meneses dat beide een rol spelen. Het een sluit het ander niet, stelt hij, en dat is ongetwijfeld juist. Maar door deze conclusie te trekken, roept Ribeiro de Meneses onwillekeurig meer vragen op; vragen die zich concentreren op datgene wat hij in zijn biografie juist zoveel mogelijk uit de weg gaat: Salazar’s innerlijke wereld en psyche.<br /><br />Met Salazar – A political biography heeft Ribeiro de Meneses een indrukwekkende poging gedaan het raadsel van de langstzittende machthebber in het Europa van de vorige eeuw te duiden. De definitieve Salazar-biografie echter is het zeker nog niet.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-87449464634782528922009-12-10T11:38:00.000-08:002009-12-10T11:47:11.940-08:00Interview Jutta Chorus - AfriWie stiekem nog hoopte dat het met de multi-culturele samenleving vanzelf ooit goed zou komen weet na het lezen van Afri – leven in een migrantenwijk wel beter. Journaliste Jutta Chorus liep anderhalf jaar rond in de Afrikaanderwijk in Rotterdam, een van die Prachtwijken waar het percentage allochtonen meer dan 80% of meer bedraagt en volgde daar een Turkse, een Marokkaanse en een Nederlandse familie. Ze zit aan bij familieberaad, gaat op pad met de wijkagenten en noteert, het opschrijfboekje in de hand, wat wordt gezegd. Het resultaat is een ontluisterend inkijkje in het leven aan de onderkant. Binnen de Turkse en Marokkaanse families in Afri heeft vrijwel iedereen een uitkering. Studie of school worden zelden afgemaakt. Geweld en bedreiging – binnen families, tegenover buren of politie - zijn de gewoonste zaak van de wereld. De 20% autochtonen intussen die nooit uit Afri vertrokken, zijn ziek of gaan gebukt onder psychische stoornissen. Dalrymple in de polder kortom – <span style="font-style:italic;">Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt? </span><br /><br />Chorus: Er staat natuurlijk veel ellende in, veel onvermogen van mensen, maar ik heb ook sprankjes hoop gezien. Ik weet niet of het genoeg is. Sommige mensen in het boek ontworstelen zich aan de sociale controle van hun familie, zorgen dat ze een goede opleiding krijgen, maken carrière. Daar is veel moed voor nodig. Hetzelfde geldt voor de politieagenten, de wijkagenten. Die mensen hebben echt effect. In de bloei van hun leven investeren ze lange jaren in zo’n wijk, geven daarbij een deel van hun privé-leven op. Sommigen hebben al jaren geen oud en nieuw met hun gezin kunnen vieren omdat ze dan altijd op het plein moeten zijn om de boel in goede banen te leiden. Ze doen alles om die jongens bij de samenleving te betrekken; ze straffen wanneer het moet, ze stimuleren waar mogelijk, en ze geven ook echt kansen; kansen die soms gegrepen worden. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Opmerkelijk is dat de koran en het geloof vrijwel geen rol lijken te spelen.</span><br /><br />Chorus: Ik heb me daar zelf ook over verbaasd. Die straatjongens gingen nauwelijks naar de moskee. In de moskee op het plein kwamen vooral oudere mannen. Ook tijdens de Ramadan bleven de meeste jongens gewoon thuis. De sociale controle en dwang binnen families is veel belangrijker. Schaamte en eer bepalen het handelen. Zeker voor die eerste generatie. De tweede generatie lijdt daaronder. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Maar die tweede generatie doet toch vrolijk mee? In het boek is de pas 24-jarige Osman de pater familias van de Turkse familie. Hij is het die bepaalt hoe de vrouwen in de familie zich moeten gedragen, of zijn zus mag trouwen. </span><br /><br />Chorus: Ze doen er aan mee, maar dat neemt nog niet dat je er niet door beschadigd kan zijn. Het is onvermogen. Wie er afstand van neemt, riskeert een breuk met de familie. Daar is grote moed voor nodig. Je goede naam staat op het spel. Eer is alles.<br /><br /><span style="font-style:italic;">Hoe kwam je eigenlijk bij deze families terecht? </span><br /><br />Chorus: Ik had twee eisen; ik wilde namen kunnen gebruiken, en ik wilde de mensen kunnen laten zien zoals ze echt leven. Het kost nogal wat tijd om geschikte families te vinden. Aanvankelijk had ik een andere familie, maar daarvan merkte ik dat ze na drie afspraken eigenlijk wel waren uitgepraat. Een andere familie wilde niet met hun naam in het boek. Bij de Turkse familie die ik uiteindelijk vond had ik ook het geluk dat een van de jongens, Osman, precies op het moment dat ik met mijn onderzoek begon een snackbar opende op het plein. Die hele familie zat daar de hele dag. Osman’s vrienden kwamen er aangelopen, zo raakte ik overal binnen. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Die snackbar is een poging Osman op het rechte pad te krijgen. Zijn familie biedt hem een kans, maar dat lukt dan toch weer niet. </span><br /><br />Chorus: Ja, de vrienden met wie hij voorheen een bende vormde, komen weer in de snackbar. Vanwege zijn strafblad kreeg hij geen horecavergunning - die vergunning moest dus van een neef komen -, waardoor Osman zelf er maar 16 uur mocht werken en hij te weinig verdiende. En hij kon het ook gewoon niet zo goed. Hij had geen enkele opleiding. Hij deed maar wat. Hij heeft waarschijnlijk van iemand vet leren smelten of zo. Ik heb daar een jaar lang gegeten en dat is me niet echt goed bekomen.<br /><br /><span style="font-style:italic;">Een voedselvergiftiging?</span><br /><br />Chorus: Nou, dat ook weer niet, maar het was vaak niet echt goed doorbakken. Je wist ook nooit hoe lang dat schaap daar eigenlijk al aan die grill hing. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Osman en zijn vrienden verzetten zich tegen alles wat met Nederland te maken heeft, en zien daarbij Montana en Michael Corleone als hun helden. Hoe zit dat?</span><br /><br />Chorus: De Godfather is op de lange termijn misschien niet altijd succesvol, en ook met Tony Montana loopt het slecht af, maar voor zolang als het duurt heb je dan toch die grote auto en het aanzien. Het is ook de verheerlijking van verzet. Al wonen ze dan in een beroerde wijk, ze hebben wel hun eer. Het is een soort ghettoromantiek. Daarom hebben ze ook dit soort figuren nodig. Ze duiken een fantasiewereld in en dat leidt tot lege misdaadschappen in de videotheken. Al dat soort films was voortdurend uitgeleend of gestolen; niet porno, maar de Godfather. Ze imiteren ook de gebaartjes van Michael Corleone. Ze laten hun stem iets zakken enzo. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Wat opvalt is dat Osman en zijn vrienden eigenlijk nooit toegeven dat ze iets fout hebben gedaan. In het boek citeer je een Arabisch spreekwoord: Een zonde in het verborgene is voor tweederde vergeven. Is het daarom dat die jongens geconfronteerd met hun eigen fouten glashard ontkennen, terwijl ze weten dat iedereen weet wat ze hebben gedaan?<br /></span><br />Chorus: In Nederland zijn we heel erg gewend dat je kinderen opvoedt vanuit het principe dat het belangrijk is om te zeggen dat je het gedaan hebt dan dat je het verzwijgt. Ouders delen vaak zelfs geen straf als kinderen maar zeggen wat ze hebben gedaan. Uit recent onderzoek blijkt ook dat wanneer ouders hun kinderen die ruimte niet geven; wanneer kinderen niet worden gestimuleerd om toe te geven dat ze iets fout hebben gedaan, die kinderen agressiever worden, en zelf gaan liegen. Gezichtsverlies en eer is alles. In die Turkse en Marokkaanse families is daarom ruimte om te liegen. En waarom zou je dan tegenover de politie of voor de rechter de waarheid spreken als je dat binnen je eigen familie al niet hoeft te doen? Ik denk dat als je echt Nederlanders wilt maken van die tweede generatie, dan hoort daar toch bij dat je schuld bekent. Dat wordt gewaardeerd. Dat hoort bij onze cultuur, vormt de grond onder onze rechtscultuur.<br /><br /><span style="font-style:italic;">In het boek word je uiteindelijk van buitenstaander betrokkene.</span><br /><br />Ja, je krijgt een telefoon in je hand gedrukt, er staan berichten op je voicemail, het is nog geen vriendschap, maar toch. Ik heb een van die mensen een beetje geholpen, een advocaat gewezen, omdat ik het zo onrechtvaardig vond wat er op een gegeven moment gebeurde. Je ontkomt je er niet aan dat je iemand anders wordt, en dan is het tijd om op te stappen. <br /><br /><span style="font-style:italic;">Ben je later nog teruggegaan? Waren ze blij met je boek?De mensen in je boek geven zich nogal bloot.</span><br /><br />Chorus: Ik kom er nog steeds, maar zonder opschrijfboekje. En nadat het boek uitkwam ben ik gelijk met een stapel boeken de wijk in gegaan. Dat was niet gemakkelijk. Die jongens op straat schamen zich toch ook een beetje voor het uitzichtloze in het boek. De publicatie zelf ging me evenmin licht af, al stonden die families er achter, en wisten ze wat er in het boek stond. De reacties waren uiteindelijk vooral positief, zo van: eindelijk wordt er ook over Rotterdam-Zuid geschreven, voor het eerst wordt het leed tenminste zichtbaar. De werkelijkheid wordt niet genoeg gekend. Dat is het probleem. Daar stoor ik me aan; aan die politieke impasse in Nederland, waarin rechts steeds rechtser wordt en links blijft hangen in politiek correcte standpunten, terwijl intussen gewoon nog onvoldoende bekend is wat er bij de mensen thuis achter de voordeur plaatsvindt. En dat zou toch het begin moeten zijn; dat je weet waar je het over hebt voordat je aan oplossingen begint te denken. Het zou mooi zijn als dit boek daar een kleine bijdrage aan levert. <br /><br />interview gepubliceerd in VPRO-gids, 10 december 2009Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-89602368443767419672009-10-30T12:51:00.000-07:002009-10-30T13:27:04.230-07:00Het Breed (de beroemde flatwijk van architect Frans van Gool, <br />in Amsterdam, Noord).<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SutLjgALUyI/AAAAAAAAAJg/47Sxnnqoh2w/s1600-h/dia+6.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 218px; height: 320px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SutLjgALUyI/AAAAAAAAAJg/47Sxnnqoh2w/s320/dia+6.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5398491651591852834" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />De krassen op het negatief suggereren dat iemand <br />onzorgvuldig was; dat dit negatief ooit uit een doos <br />viel, tussen andere rommel terechtkwam, tussen de <br />strandschepjes van de kinderen wellicht, zodat de <br />zandkorrels zich met vlijmscherp genoegen in de emulsielaag <br />nestelden. De kleuren zijn mooi, bijna Technicolor, maar de <br />drie mannen, die strak in het gelid lopen, hebben daar geen <br />weet van. Donkere pakken dragen ze. Ze zijn, alweer zonder <br />het te weten (dat moeten we tenminste maar aannemen), 'voor <br />de gelegenheid gekleed' (als in: ‘Hij lag er keurig bij’). De <br />voorste houdt zich nog vast aan de railing, maar weet ergens <br />ook al wel dat hij net zo goed los kan laten. Dat, zodra ze <br />eenmaal de hoek om zijn, en uit beeld verdwijnen, ze een <br />wereld betreden waar railingen alle betekenis verliezen <br />(als er al railingen zijn; hierover zijn de meningen verdeeld).Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-37228075969095382742009-09-30T01:06:00.000-07:002009-09-30T01:09:32.984-07:00Help, er zit een gat in de democratieAfgelopen weekeinde verkiezingen in Duitsland en Portugal. Zie hier de opkomstpercentages door de jaren heen. <br /><br />Duitsland:<br /><br />2009: 70,8<br />2005: 77,7<br />2002: 79,1<br />1998: 82,3<br />1994: 79,0<br />1990: 77,8<br />1987: 84,3<br />1983: 89,1<br />1980: 88,6<br />1976: 90,7<br />1972: 91,1<br /><br />Portugal<br /><br />2009: 60,6 (1,75% blanco)<br />2005: 65,0<br />2002: 61,5<br />1999: 61,8<br />1995: 67<br />1991: 68,0<br />1987: 78,0<br />1983: 77,8<br />1980: 83,9<br />1979: 82,8<br />1976: 83,5<br />1975: 91Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-6773065653182754392009-09-22T23:59:00.000-07:002009-09-23T00:10:08.649-07:00Donald Barthelme and Jan JongbloedSome weeks ago I wrote (in a review of Tracy Daugherty’s recent biography of Donald Barthelme for NRC-Handelsblad) the following sentences: ‘In the Netherlands Barthelme somehow never managed to become very popular. This in spite of the fact that he was perhaps the only foreign writer ever to include in his fiction a number of Dutch soccerplayers (in the story ‘Concerning the Bodyguard’, two bodyguards discuss the replacement of ‘Dutch goalkeeper Piet Schrijvers’ by ‘the brave Jan Jongbloed’ in the soccergame between the Netherlands and Peru during the Worldcup of 1978).'<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SrnH2tmCN2I/AAAAAAAAAIc/9Wq1E2CCpP0/s1600-h/Barthelme_klein.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 214px; height: 320px;"src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SrnH2tmCN2I/AAAAAAAAAIc/9Wq1E2CCpP0/s320/Barthelme_klein.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5384554572264126306" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Piet Schrijvers and Jan Jongbloed. Whatever happened to those old heroes, I couldn’t help but wonder for a moment. But, to be honest, I had already forgotten about them when, yesterday morning I entered the farmacy around the corner. The customer in front of me was a strongly built man with grey hair and remarkable fingers; never in my life had I seen fingers that big, that... ‘Meaty’. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SrnH24to6cI/AAAAAAAAAIk/5snqLKU32NY/s1600-h/jongbloed.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 212px; height: 320px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SrnH24to6cI/AAAAAAAAAIk/5snqLKU32NY/s320/jongbloed.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5384554575248812482" /></a> <br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Mmm, what a familiar face, I thought, when at some point he turned around. It couldn’t be, could it? I tried to catch another glimpse of that face that was somehow so well-known to me. A face that hadn’t changed that much over the years. Finally I stepped forward: ‘Sir, may I ask you something... you have such a familiar face...’ The man smiled and turned to the girls behind the counter: ‘Ah well, I have been coming in here for so many years now, haven’t I girls? Everyone here knows me.’ That voice. As if no time had passed since the seventies. I couldn’t be mistaken. ‘You are Jan Jongbloed aren’t you?’ He nodded, that was him alright. And as the girl behind the counter handed him his pills, I told the once famous goalkeeper about the curious coincidence that I should meet him here, at this moment, just around the corner from where I live, when I had just finished writing a review in which I mentioned this American writer, and the soccergame between the Netherlands and Peru, back in 1978, and the replacement of Piet Schrijvers by himself, Jan Jongbloed, due to a terrible attack of one of the Peruvians. Jongbloed smiled, then said: ‘It happened alright, but not in the game against Peru. It was against Italy, in Cordoba it was, in the twentieth minute, and indeed it was some foul, but Piet had a part in it too, he could have avoided it.’ After that we chatted for some more time, pills and stuff in our hands, and then I said goodbye, too flabbergasted even to think about making a snapshot. Anyhow, some important conclusions can be drawn:<br /> <br />1) Jan Jongbloed was, until this week that is, unaware of the existence of Donald Barthelme, and thus unaware of his role in the story ‘Concerning the Bodyguard’<br /><br />2) In his story ‘Concerning the Bodyguard’ Barthelme has Piet Schrijvers being replaced by Jan Jongbloed during the soccergame between Peru and the Netherlands during the World Cup of 1978. In reality it was during the game against Italy that Jongbloed replaced Schrijvers (after 20 minutes)<br /><br />3) Piet Schrijvers himself was partly to blame for what happened.<br /><br />4) Jan Jongbloed is still alive and looks very healthy (and, a small detail, he has big, meaty fingers, which, in retrospect, gives extra significance to his much cited remark, during that same World Cup of 1978, that he played without gloves because otherwise he wasn’t able to ‘feel’ the ball).Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-62503748171236636472009-09-09T01:29:00.000-07:002009-09-09T01:37:52.064-07:00Barrateira<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Sqdo6hF-MAI/AAAAAAAAAIU/tcptFv2ONME/s1600-h/IMG_4819_small.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 240px; height: 320px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Sqdo6hF-MAI/AAAAAAAAAIU/tcptFv2ONME/s320/IMG_4819_small.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5379383634442465282" /></a>De taberna van Barrateira was een hokje van drie bij drie meter waar je Ginja (eens soort kersenlikeur) kon krijgen, en wijn van het land even verderop, goedkoop, als voor de geef. De allerarmste ploeteraars liepen er de hele dag door binnen, voor hartversterkertjes, of gewoon voor het onderhouden van de eigen beschonken staat (voorzover daar verschil tussen bestond). Barrateira trouwde tegen alle regels in op latere leeftijd voor een tweede keer – ze was toen al bijna tachtig -, en zag ook deze echtgenoot sterven. En steeds bleven haar ogen stralen, al viel er de laatste tijd soms ook iets dofs in te zien. Maar dat kan staar zijn geweest.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-17489825269540998262009-09-07T01:21:00.000-07:002009-09-07T02:05:42.311-07:00Mr Djaby<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SqTEg3zid3I/AAAAAAAAAIE/wot3tMrsFpU/s1600-h/DSC_0034_crop.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 262px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SqTEg3zid3I/AAAAAAAAAIE/wot3tMrsFpU/s320/DSC_0034_crop.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5378639924002191218" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Lusteloos bladerend in de advertentiepagina’s van het lokale Portugese krantje, valt mijn oog op een fotootje in de rechterbovenhoek, waarop een jonge Afrikaan enigszins beteuterd voor zich uit staart. De jonge Afrikaan blijkt ‘Meester Djaby’ te heten en beweert in de bijgevoegde annonce dat hij de ‘troonopvolger van de Sjeik van het grootste spirituele centrum van Oost-Afrika' is. Meester Djaby blijkt een alleskunner die zowel het heden heelt als de toekomst voorspelt. De lijst van zijn specialiteiten is indrukwekkend. Hij is ‘snel’ en ‘efficiënt’ (twee eigenschappen kortom die Portugezen zo hardnekkig lijken te ontberen) in ‘het oplossen van conflicten, gebrek aan succes, depressies, zaken, liefde, afgunst, slechte ogen, hekserij, seksuele kilte van beide geslachten, hetzij van dichtbij, hetzij van een afstand.’ Het meeste is bekend en al eerder gedaan. Wat de hekserij in het rijtje doet zie ik niet zo; alsof de Portugezen daar nog zo zwaar onder gebukt gaan. Waarschijnlijk had hij dit er maar bij gezet omdat hij dit specialisme nu eenmaal beheerste en je tenslotte nooit kon weten. In zijn geboortedorp in Afrika had daar nog de meeste loop in gezeten, alhoewel ook ‘seksuele kilte’ het daar redelijk had gedaan. Dat hij zich, eenmaal in Portugal, gedwongen zag zijn lijst met enkele moderne ziektes aan te vullen, blijkt uit de rest van de lijst. Ook voor diabetes, darmkanker en ‘andere kanker’ draait Meester Djaby zijn hand niet om, zomin als voor ‘bloedarmoede, gonorroe en hepatitis.’ Vooral ook zegt Meester Djaby zeer bedreven te zijn in ‘het genezen van kwalen die normaal gesproken chirurgische ingrepen nodig maken.’ Een meester van de angst kortom, souteneur van klein en groot leed, waar de missionarissen Goddank weinig greep op hebben gekregen.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-33539945670034647632009-08-31T02:52:00.000-07:002009-08-31T03:01:57.656-07:00een kwade winterdag op de Serra da Estrela<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpufWocHHTI/AAAAAAAAAH8/kGLq3hXjdfo/s1600-h/serra.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 212px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpufWocHHTI/AAAAAAAAAH8/kGLq3hXjdfo/s320/serra.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5376065791358082354" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Mijn gastvrouw kan bij gelegenheid vreemd uit de hoek komen. Zo vertelde ze mij eens ter waarschuwing het verhaal van een gezin, ‘bestaande uit vader, moeder en dochter van zeven’, dat op kwade winterdag een reisje maakte naar de hoogste berg van Portugal, de even verderop gelegen tweeduizend meter hoge Serra da Estrela. Het weer was guur en de voorspellingen beloofden weinig goeds. Vader echter was geen zwartkijker, en besloot dat het zo’n vaart niet zou lopen. De reis werd aangevangen en na een paar uur bereikte het gezin, (‘bestaande uit vader, moeder en dochter van zeven’, zo benadrukte mijn gastvrouw nog maar eens) de top van de berg (waar schapenkaas en wollen truitjes worden uitgevent, verder is het er, zoals overal in Portugal; de weg naar de top is geplaveid met ingestorte huizen, bouwprojecten die nooit afkwamen en 18e-eeuwse ruines waarvan niemand de restauratie langer dan een kortstondig moment overwoog - de bezemwagen van de geschiedenis heeft hier halverwege rechtsomkeert gemaakt). Toen echter ging het mis. Met enorme vaart kwamen vanuit de verte donkere wolken aanzetten. Vader, zijn gedachten zoals gebruikelijk elders, zag het niet, of meende dat ook dit onheilspellende wolkendek uiteindelijk wel zou overwaaien. Zijn echtgenote, die zich zoals gewoonlijk op zijn oordeel verliet, zweeg bedrukt. Niet veel later was het gezin ingesneeuwd (‘vader, moeder en kind van zeven!’). Vader probeerde de kachel zo lang als het ging aan te houden, maar op een gegeven moment was de benzine op. Drie dagen later werd de auto gevonden. ‘Allemaal dood’, zuchtte mijn gastvrouw, ‘en het meisje was nog enig kind ook.’ Dat ik die laatste toevoeging erg grappig blijk te vinden, wekt enige argwaan, maar niet meer dan dat. Men is wel iets gewend hier, dwazen genoeg, en voor vol hebben ze mij nooit aangezien.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-64430568346459662032009-08-24T05:16:00.000-07:002009-08-31T03:08:19.498-07:00G-Man Jerry Cotton<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpKNc71LaGI/AAAAAAAAAHs/vwyy7gUrudM/s1600-h/DSC_0058_crop.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 213px; height: 320px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpKNc71LaGI/AAAAAAAAAHs/vwyy7gUrudM/s320/DSC_0058_crop.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5373512833643014242" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Gevonden in mijn boekenkast: G-man Jerry Cotton - De bommen van Cassandra' (Distrigoroman nr 1964), waarin FBI-man John B. High het opneemt tegen een stel fanatici die, zich Cassandra noemend, de ondergang van New York plannen. Op pagina 1 een open brief van Cassandra gericht aan de gouverneur van New York: <br /><br />'Wij klagen aan: Het Newland Concern in New York bezondigt zich tegen de mensheid! Met haar elektronische revolutie stelt het ons aanpassingsvermogen op de proef, verstoren zij het evenwicht en dwingen ons in een andere wereld, die wij niet willen! Een onpersoonlijke koude en vreemde wereld waar men aan anonieme machten overgeleverd is! Wij eisen: Terug naar de natuur! Het brein moet opnieuw uitgevonden worden! Handen af van een techniek die de mensen in de verderfenis stort! Als de politici niet tot daden overgaan, dan doen wij het zelf. Vóór wij allen de afgrond storten en ten onder gaan zullen wij ons verzetten. Ondertekend: Cassandra!<br /><br />Geeft toch te denken. De slotalinea is evenzeer de moeite waard:<br /><br />'Don Newland was dood, toen wij de blokhut betraden. David Damski had hem gewurgd. Apathisch zat de man met de baard op een stoel. Zonder weerstand liet hij zich arresteren. De slachtpartij bij de Duivelskreek was afgelopen. de verbijsterende balans: acht doden, twaalf gewonden. 'Ik ben nu weliswaar blind', zei David Damski, 'maar niet met blindheid geslagen.'Die mannen stierven voor een betere toekomst. In geval van nood moeten wij ons in de toekomst opnieuw verdedigen, we moeten terugslaan, met de bommen van Cassandra! Priamos was onverbeterlijk.'<br /><br />EINDE<br /><br />Overigens, zo leert enig gegoogle, was Jerry Cotton 'het Duitse antwoord op James Bond', en zijn er van zijn avonturen (in pulpformaat) wereldwijd zo'n 850 miljoen exemplaren verkocht. Wie de schrijver van Jerry Cotton was, werd door de uitgever lang geheim gehouden. Uiteindelijk bleek het te gaan om ene Delfried Kaufman, later bijgestaan en op den duur vervangen door een team van schrijvers: Hans E. Knpeter, Hasso Pl, P.E. Fackenheim, en vooral: Heinz Werner H.<br /><br />Voor de liefhebber, zie ook het artikel van Erik van den Berg in de Volkskrant van april 2004, tgv het vijftig jarig jubileum van Jerry Cotton: http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article1226277.ece/G-man_Jerry_CottonHans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-76479879328399992912009-08-24T01:56:00.000-07:002009-08-31T03:02:40.592-07:00Café Central 1997<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpJxnKyqdFI/AAAAAAAAAHc/Pm9vOlhtEzs/s1600-h/DSC_0032_crop.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 238px; height: 320px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpJxnKyqdFI/AAAAAAAAAHc/Pm9vOlhtEzs/s320/DSC_0032_crop.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5373482223132111954" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Café Central geeft elk jaar een kalender uit ter grote van een spelkaart. Aan de ene zijde staan de dagen en weken van het jaar dat nog zo pril en onbedorven, zo vol verwachting is (dit alles in tegenstelling, zo kan rustig worden gesteld, tot de gemiddelde clientèle van Central), aan de andere zijde pronkt een naakt meisje. De pin up van 1997 staat tot haar middel in een zwembad en friemelt wat aan het haar (ze maakt een staart, zo te zien, in opdracht van de fotograaf waarschijnlijk, die haar juist heeft bevolen de lippen te bevochtigen en de mond iets te openen). Enorme borsten hangen in een al te doorzichtig jurkje, dat nog het meest doet denken aan de haarnetjes die vrouwen van middelbare leeftijd en ouder in vroeger tijden wel droegen teneinde tijdens het douchen de coiffure droog te houden, hetgeen de feestvreugde natuurlijk wel enigszins tempert. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpJxn3I81rI/AAAAAAAAAHk/Bhz0gIZzuS0/s1600-h/DSC_0033_crop.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 234px; height: 320px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SpJxn3I81rI/AAAAAAAAAHk/Bhz0gIZzuS0/s320/DSC_0033_crop.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5373482235036751538" /></a>Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-33499043557273549342009-08-21T01:54:00.000-07:002009-08-31T03:02:57.623-07:00Casa do Alentejo<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/So5ltr1cdQI/AAAAAAAAAHE/hlvZPDLdOsQ/s1600-h/Foto03b.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 206px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/So5ltr1cdQI/AAAAAAAAAHE/hlvZPDLdOsQ/s320/Foto03b.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5372343241034986754" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />In Lissabon bezocht ik jaren geleden het Casa do Alentejo, een 17e eeuwse paleisje (oorspronkelijk: Palácio Alverca) waar ooit een casino in was gevestigd en waar sinds begin jaren dertig uit de gelijknamige provincie weggetrokken boertjes elkaar ontmoetten en weemoedig het glas hieven op het dorre landschap van hun kindertijd. Ik schreef toen het volgende: <br /><br />‘De deur naar de straat staat half aan. Op de bovenverdieping schijnt zich een restaurant te bevinden, maar zo vanaf de straat valt het nergens uit op te maken. Ik duw de deur verder open. Gelijk achter de deur een trap. Ik ga de trap op, open dan een tweede deur en betreed een donkere ruimte. Na enige tijd, als mijn ogen gewend zijn, zie ik dat ik mij in een claustrum bevind. In het midden van het claustrum een droge fontein. De muren en het plafond zijn betegeld met azulejos. Aarzelend zet ik een paar passen naar voren. De houten vloer kraakt. Het ruikt naar boenwas. Er is niemand. Ik pak mijn fototoestel. Dan hoor ik een geluid. Het komt ergens vanachter een van de pilaren vandaan die de wandelgang markeren. Ik knijp mijn ogen samen en zie nu een oudere man in uniform enigszins onderuitgezakt in een bureaustoel zitten. Hij speelt met een horloge. Heeft een zonnebril op. Terwijl daar in deze verduisterde ruimte toch nauwelijks aanleiding toe is. De blinde portier uit ‘Nooit meer slapen’? Ik vermoed dat hij mij aankijkt. Hij schudt met zijn vinger, heen en weer, ten hoogste drie maal, en wijst dan naar een punt ergens achter mij op de muur. Is het iets dat ik niet mag doen? Natuurlijk: het fototoestel. Ik kijk om. Nu zie ik ook het bordje. Fotograferen is verboden. Maar het is hier te donker om dat waar te nemen. Deze man zit hier dus elke dag. Zelf verborgen in de duisternis waarschuwt hij de argeloze bezoeker (die, geconfronteerd met de schoonheid van het tafereel, bij wijze van Pavlov-reactie een camera te voorschijn haalt) dat fotograferen verboden is, met zijn vinger wijzend naar het bordje waar dat op staat en dat niemand kan zien, omdat het te donker is (wat op zich natuurlijk weer de reden is dat hij er zit). En dan te bedenken dat flitsen de azulejos helemaal niet aantast. Eeuwige verwarring met UV licht dat wel aantast. Maar dat kan die man natuurlijk niet weten.’ <br /><br />Inmiddels (tien? vijftien?) jaar later is het Casa do Alentejo, zoals dat heet, voortvarend opgeknapt. Van het troostrijke verval dat het gebouw voorheen kenmerkte is niets meer te bespeuren. Het claustrum baadt nu in het licht. De portier is verdwenen. Om me heen toeristen met gidsjes onder de arm.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-8679876618327901772009-08-05T01:10:00.000-07:002009-08-31T03:03:16.289-07:00De man met de hoed - In Memoriam Soledade das Neves<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlNmp_GXPI/AAAAAAAAAGk/4URHq89IIOQ/s1600-h/IMG_3921.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 240px; height: 320px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlNmp_GXPI/AAAAAAAAAGk/4URHq89IIOQ/s320/IMG_3921.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5366405757489536242" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Begin juli schreef ik over een antieke paspop, door mij ontdekt in de etalage van een hoedenwinkel in het Portugese provincieplaatsje Fundão. 'De man met de hoed' was ongetwijfeld de meest aristocratische paspop ter wereld, beweerde ik, de pop ook met de droevigste blik. Ik schreef dat ik de winkel binnenstapte en de uitbaatster vroeg of de pop te koop was, en besloot het stukje met 'wordt vervolgd'. Van de vorige zin was het eerste deel onwaar - ik ging de winkel niet binnen en probeerde die pop niet te kopen -, en het tweede deel waar, maar dat kon ik toen nog niet weten. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlNnTqDjFI/AAAAAAAAAG0/x9yipxQrGDQ/s1600-h/DSC_0002_small.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 227px; height: 320px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlNnTqDjFI/AAAAAAAAAG0/x9yipxQrGDQ/s320/DSC_0002_small.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5366405768675560530" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Inmiddels drie weken later blader ik wat door de lokale krant (Jornal do Fundão) en valt mijn oog op een foto van... 'De man met de hoed'. Onder de foto een groot artikel van de hoofdredacteur (Fernando Paulouro Neves) naar aanleiding van het overlijden van de uitbaatster van de hoedenwinkel, een paar dagen nadat ik er die foto nam. Soledade das Neves heette ze, zo weet ik nu, en ook dat ze op 89 jarige leeftijd stierf, en tot een paar weken geleden nog in haar winkel stond. Het was er alsof de tijd stilstond, zo schreef Neves, die zich herinnerde dat hij als kleine jongen door die winkelstraat liep en zich dan aangestaard wist door die man met de hoed (die zich dus al decennia in die etalage bevond). <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlOvXjznNI/AAAAAAAAAG8/ZtxopMqt_Xg/s1600-h/man+met+hoed+crop_smaller.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 208px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnlOvXjznNI/AAAAAAAAAG8/ZtxopMqt_Xg/s320/man+met+hoed+crop_smaller.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5366407006673673426" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />De winkel zal nu sluiten, de pop zal verdwijnen. Een opkoper zal de inboedel (die oude meuk!) overnemen en die pop wellicht voor de gein in de hal van zijn eigen villa neerzetten, tot die kop hem gaat vervelen (zeg dan wat!), of die treurige ogen hem van de ene op de andere dag gaan tegenstaan, iets in hem loswoelen dat hem angst aanjaagt (Zo! - de prullenbak sluit met een klap). <br /><br />Ik heb maar een open brief(je) geschreven, waarin ik de gemeente en alle denkbare publieke organisaties oproep om hun verantwoordelijkheid te nemen en de man met de hoed aan te kopen, om hem vervolgens, met gedenksteen en al in een nis in de muur te plaatsen, in de straat waar hij zich al zo lang bevond, de mensen in zich opnemend. Veel zin heeft zo'n briefje niet, maar toch.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-42350641304434941172009-08-03T06:13:00.000-07:002009-08-31T03:08:00.364-07:00branchevervagende doodgraversDe firma Gonçalves en Zonen is een winkel van vier bij vier meter, gelegen aan de hoofdstraat van het dorp. Gespecialiseerd in lijkkisten lijdt het bedrijfje sinds jaar en dag een moeizaam bestaan. Aan de leefstijl van de lokale bevolking – alcoholinname, tabaksverbruik, rijstijl - ligt dat niet. Maar zoals overal trekt ook hier de bevolking weg naar de grote stad. Een ontwikkeling die de directie op enig moment heeft doen besluiten nevennerinkjes te zoeken. Niet langer legde de firma Gonçalves zich uitsluitend toe op de verkoop van lijkkisten. Hout is ten slotte hout, en van wat er bij fabricage van zo’n kist aan hout overblijft, kan nog een mooi bijzettafeltje worden gedraaid. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnbjeboosPI/AAAAAAAAAGU/4h4mzdZGQuM/s1600-h/Alpedrinha+loja+funeraria+2008DSC_0137_small.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnbjeboosPI/AAAAAAAAAGU/4h4mzdZGQuM/s320/Alpedrinha+loja+funeraria+2008DSC_0137_small.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5365726118012301554" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Of dit laatste een uitputtende is voor de branchevervagende activiteiten van de firma Gonçalves laat zich allicht betwijfelen. Maar de firma bestaat echt. En er worden daadwerkelijk lijkkisten en meubels verkocht. En dat niet alleen. Wie de winkel binnengaat, ziet dat de muur aan de achterzijde grotendeels in beslag wordt genomen door manshoge rollen tapijt. Of er een relatie is tussen het tapijt en de lijkkisten weet ik niet. Zoals ik ook niet direct zie op welke wijze de verkoop van glaswerk en servies de lijkkistenmaker synergetische voordelen oplevert of, wat dat betreft, het dealerschap van Tyrup verf (vernis voor op de kisten?).<br /><br />Soortgelijke twijfel heb ik bij de kandelaars en de overige elektrische apparatuur. Natuurlijk, met kandelaars (twee-armig, verguld met een rozet van gestraald aluminium, 55,- per stuk) kan de kist bijgelicht worden op het moment dat de gepast schreiende familieleden (12 linnen zakdoeken met bloemmotief, 12,-) van over het zacht verende tapijt (hoogpolig wol, enkelsteeks, inclusief ondertapijt, 80,- per m2) naderbij komen om, begeleid door het suizend concert der ventilatoren (staand, 120,- per stuk, tafelmodel, 40,- per stuk) de overledene, die keurig gekapt (fohn, 45,- ) en geschoren (elektrisch scheerapparaat, driekops, 35,-) te neer ligt, de laatste eer te bewijzen (voordat het verval inzet en hij uiteenvalt, en zijn haar zich voor de laatste maal, in de kist en onzichtbaar voor de nabestaanden, die dan alweer andere zaken aan hun hoofd hebben, zoals de verdeling van de nalatenschap, die bij nader inzien niet veel voorstelde, en zelfs rechtuit schraal genoemd mocht worden, een weg door zijn nu koude vlees zal banen). <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnbjeuCw1vI/AAAAAAAAAGc/ZqrTRLr1fbM/s1600-h/Alpedrinha+loja+funeraria+2008DSC_0140_small.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SnbjeuCw1vI/AAAAAAAAAGc/ZqrTRLr1fbM/s320/Alpedrinha+loja+funeraria+2008DSC_0140_small.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5365726122953725682" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Als ik langs de winkel loop zie ik dat de etalage in deze zomerse dagen nog het meest weg heeft van een kerststal. Rode lampjes flikkeren aan en uit en verlichten een samenscholing van poppetjes: ik zie de kerstman, Jezus, Maria, een mannetje die een bijl hoog heft, een Pacman achtige buitenaardse strijder met laserpistool, Arnold Schwarzenegger. Het wonderlijke gezelschap is temidden van de ‘overige elektrische apparatuur’ (föhn, scheerapparaat etc) uitgestald op het uiteinde van een doodskist. De winkel is tenslotte klein, men moet roeien met de riemen die men heeft, voor piëteit (voor zover überhaupt van toepassing) is dan niet meer ruimte dan praktische overwegingen toelaten. En daar valt wat voor te zeggen.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-50109604824033874962009-07-26T07:41:00.000-07:002009-08-31T03:08:47.031-07:00Wat te doen met een dode dictatorHet gaat goed met António Oliveira Salazar, de dictator die in Portugal tussen 1933 en 1968 aan de macht was. Vorig jaar nog werd hij (in een televisieverkiezing) tot belangrijkste Portugees aller tijden verkozen, elke week verschijnt wel een boek waarin iemand (warme) herinneringen ophaalt aan die toch wat wonderlijke autocraat, en in april van dit jaar werd, nota bene op 25 april, de verjaardag van de Anjerrevolutie die in 1974 aan Salazar’s Estado Novo (De nieuwe Staat) een eind maakte, een nieuw grafmonument onthuld. Dat ging niet zonder tumult, maar toch. Het graf bevindt zich in het dorpje waar Salazar werd geboren, Vimieiro geheten, in de gemeente S. Comba Dão, niet ver van Coimbra. Daar wilde ik wel naar toe. Al was het alleen maar om eens te zien hoe het graf van een zich postuum oprichtende dictator eruit ziet en of er, waarom ook niet, in Vimieiro en S. Comba Dão misschien al voorzichtig, aarzelend, schoorvoetend (etc) iets van een Salazar-industrie zichtbaar wordt, bijvoorbeeld in de vorm van een museumpje, in Salazar’s geboortehuis bijvoorbeeld, desnoods met openingstijden op aanvraag. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1Aq3uNI/AAAAAAAAAFE/P5OpjMVHS_I/s1600-h/DSC_0021.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1Aq3uNI/AAAAAAAAAFE/P5OpjMVHS_I/s320/DSC_0021.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362779814748469458" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />In S. Comba Dão aangekomen, vraag ik de eerste de beste voorbijganger waar ik het geboortehuis van Salazar kan vinden (eigenlijk ben ik de eerste de beste voorbijganger, want de oude man aan wie ik het vraag hangt een beetje tegen een muur, op een manier bovendien die suggereert dat hij daar al heel lang zo tegen die muur hangt, en ook geen plannen heeft daar voorlopig verandering in te brengen, maar goed). Hoe waarschijnlijk is het dat ik die vraag stel aan iemand die vijftien jaar lang op het land van Salazar werkte, die Salazar vaak ontmoette, als deze in de zomer Lissabon verruilde voor het huis in de provincie? Toch is dit het geval. Salazar was een aardige man, zo vertelt de man, natuurlijk, en aan het eind van de werkdag kwam de dictator vaak met wijn, en dan kregen de arbeiders een glas volgeschonken, niet zo’n klein pisbeetje, maar tot de rand (er is een foto van zo’n ritueel, opgenomen in een boek van een Franse journaliste die in de jaren zestig een verhouding met Salazar had – Salazar, in donker kostuum, met hoed, schenkt de fles leeg, terwijl rond hem landarbeiders het glas hooghouden – in het midden van de foto staat een verlegen glimlachende jongen van een jaar of twintig; dat zou zomaar eens deze oude man kunnen zijn geweest). Het geboortehuis was niet moeilijk te vinden, zei de man, voor bij het station, onder het viaduct door. Maar het is compleet vervallen, waarschuwde hij. Er is weinig van over. En het is ook niet meer van de familie. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1Um7SXI/AAAAAAAAAFU/TNbYEToIN9c/s1600-h/DSC_0020.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 207px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1Um7SXI/AAAAAAAAAFU/TNbYEToIN9c/s320/DSC_0020.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362779820100634994" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Van een heuse Salazar-industrie blijkt in S. Comba Dão geen sprake. Ok, in de boekwinkel liggen wat boekjes, en ik vind een tegeltableau met daarop het geboortehuis van Salazar. Maar misschien was dat tableau er al lang voordat het regime van de dictator ten einde kwam, en heeft men dit ene tableau vanwege onduidelijke redenen (technische onmogelijkheid?) nooit weggehaald. Ooit moet deze stad toch vergeven zijn geweest van de Salazar-straten en Salazarpleinen, van borstbeelden en muurschilderingen. Maar elke verwijzing naar de beroemdste ingezetene die de gemeente ooit had, lijkt op rigide wijze te zijn verwijderd. Afgezien van dat ene tableau dan.<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1IuASpI/AAAAAAAAAFM/eCfJboFSgFg/s1600-h/DSC_0018.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1IuASpI/AAAAAAAAAFM/eCfJboFSgFg/s320/DSC_0018.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362779816909097618" /></a> <a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsTkDluRI/AAAAAAAAAF8/9manNR4cKos/s1600-h/DSC_0070.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsTkDluRI/AAAAAAAAAF8/9manNR4cKos/s320/DSC_0070.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362780339643463954" /></a> <br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Soms kun je er nog wel iets van terugvinden. In de entreehal van de Rechtbank van S. Comba Dão is met ijzeren letters een tekst in de marmeren muur aangebracht. Het gebouw werd op 27 april 1965 officieel geopend, zo lees ik. Als ik dichterbij kom, zie ik dat onder die tekst ooit nog een regel tekst moet hebben gestaan. De gaten die de letters in het marmer maakten, zijn nog zichtbaar (marmer laat zich niet vullen, niet onzichtbaar althans). Het is niet moeilijk te bedenken wat er ooit zal hebben gestaan. Een gebouw wordt in de regel immers officieel door iemand geopend, en diens naam staat dan steevast op de eerste steen, of in dit geval, de muur. En wie zou dat anders kunnen zijn geweest dan de beroemdste ingezetene van de gemeente, die, in 1965 nog volop aan de macht, die dag toch al in de buurt was, omdat hij de volgende dag in familiekring – Salazar had enkele zussen, die nog in het ouderlijk huis woonden - zijn verjaardag zou vieren (ik speculeer maar, onwaarschijnlijk lijkt het niet). Ik vraag het de medewerkster van de VVV van S. Comba Dão. Maar die heeft geen idee. In het VVV-kantoortje sowieso geen enkele verwijzing naar Salazar. Wel prachtige oude foto’s en teksten over de rijke geschiedenis van de vredelievende gemeente etc. Hebben ze dan echt niets over Salazar? <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1oitFbI/AAAAAAAAAFc/RhO5vAJiLrU/s1600-h/DSC_0026.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr1oitFbI/AAAAAAAAAFc/RhO5vAJiLrU/s320/DSC_0026.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362779825451636146" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />De vrouw haalt, vanonder de toonbank, alsof het pornografisch materiaal betreft, een Delftsblauw bordje en een ingelijste tekening te voorschijn. Het bordje mag ik voor een tientje hebben. Het toont Salazar’s geboortehuis. Is het een nieuw bordje? Of, je durft het bijna niet te denken, ligt dit bordje al bijna veertig jaar onder een toonbank? Het bordje koop ik toch maar niet. Het is beter dat het hier blijft. En nadat de vrouw mij nog eens uit heeft gelegd hoe ik het beste in Vimieiro kom, het gehucht waar Salazar’s geboortehuis staat, sta ik even later dan echt voor het geboortehuis.<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsSSje9-I/AAAAAAAAAFs/PiftDQ5EMMU/s1600-h/DSC_0049.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsSSje9-I/AAAAAAAAAFs/PiftDQ5EMMU/s320/DSC_0049.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362780317765531618" /></a> <br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Zo vanaf de weg gezien stelt het niet veel voor. Het is vervallen, inderdaad. Maar, dat dan weer wel, er is een maquette geplaatst: ‘Hier werd geboren, Mr. Oliveira Salazar, een heer die regeerde en niemand bestal.’ Wonderlijke tekst. ‘Een heer’? ‘Die niemand bestal’? En wat is de precieze betekenis van zo’n maquette op een vervallen huis? Ware het niet beter geweest het huis aan te kopen en op te knappen, alvorens die maquette te plaatsen? <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr14ZvfmI/AAAAAAAAAFk/QVLOsBOWGM8/s1600-h/DSC_0042.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 214px; height: 320px;" src="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smxr14ZvfmI/AAAAAAAAAFk/QVLOsBOWGM8/s320/DSC_0042.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362779829709012578" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Als ik aanstalten maak om van de overzijde van de straat een foto te nemen, stopt de aankomende auto, om niet voor het beeld langs te rijden. Een eerbetoon, ongetwijfeld. Maar het dak is ingestort en aan de linkerzijde kun je zo de woning binnenkijken. Alles is aan het vergaan. Ook op de begraafplaats is het eerbetoon halfhartig.<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsUF88ZYI/AAAAAAAAAGM/V9uXWbqbTlw/s1600-h/DSC_0066.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://3.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsUF88ZYI/AAAAAAAAAGM/V9uXWbqbTlw/s320/DSC_0066.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362780348742395266" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />De steen die Salazar ooit zelf koos, waarop niets stond dan zijn initialen is ingeruild voor teksten die opnieuw benadrukken dat, wat je verder ook van de oude Salazar kan zeggen (er bestond tenslotte zoiets als een geheime dienst, er waren politieke gevangenen, er werd gemarteld etc), hij in ieder geval niet van het gemeen stal (iets, dat zo hoor je wel vaker hier, sinds Salazar’s verscheiden een wezenskenmerk van alle politici uitmaakt). De steen is er, en er staan zowaar verse bloemen en kaarsen, al is inmiddels ook een foto ontvreemd. Maar het graf ligt (nog steeds? Nu het verplaatst is?) toch vooral heel erg terzijde, ver weg van de andere doden, als het graf van een geliefde leproos. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsT_dC4AI/AAAAAAAAAGE/KFBXSp--mjU/s1600-h/DSC_0063.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsT_dC4AI/AAAAAAAAAGE/KFBXSp--mjU/s320/DSC_0063.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362780346997989378" /></a><br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsSxZejsI/AAAAAAAAAF0/OUdh-kuIPHA/s1600-h/DSC_0057.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SmxsSxZejsI/AAAAAAAAAF0/OUdh-kuIPHA/s320/DSC_0057.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5362780326045060802" /></a>Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-64163626329965300612009-07-23T11:17:00.000-07:002009-08-31T03:07:01.045-07:00Gesteggel over de genealogie van Fernando Pessoa<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smipt6ur2iI/AAAAAAAAADs/CRbFD4-bHpY/s1600-h/IMG_1275.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 240px;" src="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smipt6ur2iI/AAAAAAAAADs/CRbFD4-bHpY/s320/IMG_1275.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5361721962708851234" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /> In de Jornal do Fundao - het lokale krantje hier -, zijn de pagina’s twee tot en met vier gereserveerd voor zwaarmoedige overpeinzingen over de staat van de cultuur, alsmede voor bespiegelingen over schrijvers en kunstenaars. Op het eerste gezicht een troostrijke gedachte. Al blijft het de vraag of die teksten daadwerkelijk worden gelezen door de merendeels laag opgeleide boeren-abonnee’s van de krant (er staat voor hen gelukkig nog wel wat anders in ook: politienieuws natuurlijk, de opening van een nieuwe winkel of restaurant, de resultaten van de sportvereniging, en, dat vanzelf, de doodsberichten - waarover later meer). Maar goed, in de editie van een tijdje geleden stond dan toch maar mooi een groot stuk van een redacteur over de lokale wortels van Fernando Pessoa. Of het nieuws is weet ik niet. Ik geef het maar door. Pessoa is industrie tenslotte. Er zijn nogal wat mensen die hun brood ermee smeren. Wie het hele stuk wil zien, kan zich bij mij melden. De redacteur in kwestie, Arnaldo Saraiva, is met het onderzoek naar de stamboom van Pessoa hoe dan ook al een kwart eeuw bezig, zo schrijft hij, en daarbij moet het steeds weer opnemen tegen lieden die Pessoa stamboom bij voorkeur in de Algarve plaatsen. Fout dus! Althans volgens Saraiva, die overigens verder nog wel het een en ander over de zaak heeft gepubliceerd. Het begin van Pessoa, zo beweert Saraiva, vinden we bij ene Rodrigo de Cunha, een douanebeambte te Penamacor, in de streek genaamd Beira Baixa waar ook Fundao deel van uitmaakt. Deze Da Cunha was negen generaties terug de eerst getraceerde voorvader van de schrijver van Mensagem. Verder gaat het dan in het artikel met Da Cunha’s dochter Beatriz (door de inquisitie gevangen genomen in 1620), die trouwde met.. etc. De namen staan keurig onder elkaar, inclusief enkele wetenswaardigheden. De naam Pessoa duikt voor het eerst op eind 17 eeuw, dankzij Madalena Pessoa da Gouveia, uit Montemor-o-Velho (Beira Baixa), getrouwd met een klerk uit hetzelfde dorp. In de achttiende eeuw wonen en werken de verschillende generaties Pessoa’s dan in Fundao en het nabijgelegen Covilha. Pas op het eind van de achttiende eeuw gaat het definitief mis, als de opa van de opa van Fernando Pessoa (hoe zeg je dat in het Nederlands?) zich als arts in Tavira, in de Algarve vestigt. Maar dat is volgens Saraiva van efemeer belang. De wortels van Pessoa, en, dat ook, van diens metaforisch universum, liggen onvervreemdbaar in de prachtige Beira Baixa, in de omgeving van het provinciestadje Fundao.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-17517398849641439022009-07-23T11:12:00.000-07:002009-08-31T03:05:12.185-07:00Het mooiste woord dat het Portugees kentDe boer die hier het landgoed bewerkt (het landgoed waarop het huisje staat dat ik als vakantievierder bewoon; het land waar ik over uitkijk, waar ik de kersen van de bomen trek etc.) heeft een ongelukkig been. Het is geen vrolijke aanblik, zoals hij al kreupelend met machines zeult en bomen beklimt. Een half jaar geleden kreeg hij een ongeluk en plaatsten artsen een ijzeren plaat in zijn been. Die plaat moest er vandaag uit. ’s-Ochtends meldde de boer zich nuchter in het ziekenhuis. Hij werd ingecheckt, formulieren werden ingevuld, en daarna moest hij ergens in een wachtkamer plaatsnemen. Tegen lunchtijd was nog niemand verschenen. De boer was inmiddels misselijk van de honger. Op het eind van de middag kwam tenslotte een zuster, werd hij op een bed gelegd en kreeg hij een infuus in de arm geschoven. Zo lag hij tot de avond al flink was gevorderd en weer een andere zuster de patient ‘ontdekte’ en hem meedeelde dat er geen arts meer was. Waarna het infuus er weer uit ging, en de kleren weer aan, en de brave man met plaat en al weer naar huis hinkte, klaar voor een nieuwe dag.<br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smiop28uEaI/AAAAAAAAADk/sjA9_5QXLlg/s1600-h/DSC_0002_omlijnd.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Smiop28uEaI/AAAAAAAAADk/sjA9_5QXLlg/s320/DSC_0002_omlijnd.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5361720793462870434" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Dat de medische dienstverlening hier zo nu en dan wel iets te wensen overlaat, is geen nieuws natuurlijk. Maar soms valt er ook iets te lachen. En zelfs laat zich nog wel eens een ontdekking doen. Het mooiste woord dat de Portugese taal kent bijvoorbeeld, leerde ik toen – dankzij onmatig zwembadbezoek – zich in mijn oren zoveel rotzooi had opgehoopt dat ik nog slechts gesuis hoorde. Er moest worden uitgespoten. In Nederland een routineklus die zonder problemen door het ongediplomeerde hulpje van de huisarts wordt uitgevoerd. Niet in Portugal, zo bleek. Zelfs de huisarts waakt voor een dergelijke operatie. Daarvoor moet een privaat gevestigde specialist worden geraadpleegd. Het kostte me een week om er een te vinden die zich daadwerkelijk op het adres bevond waar hij volgens de gegevens kantoor hield (meestal was de specialist net weg, of moest hij nog komen, zonder dat daarbij dagen of uren werden gespecificeerd, vaak ook was het lunchtijd, of bijna lunchtijd, of hief de medewerkster de handen ter hemel, als om duidelijk te maken dat de oplossing voor mijn probleem eerder daar dan in haar kantoor zou moeten worden gezocht, en dat ze wat betreft de arts waar ze de niet bestaande agenda voor bijhield, nu eenmaal was aangewezen op een dagindeling waarin grilligheid en willekeur de toon zette, omdat zijn bijzondere, verheven positie als medisch specialist juist in die onvoorspelbaarheid het zuiverst tot uitdrukking kwam – wanneer hij verscheen was het als een wonder, als een gunst door hem (en/of van hogerhand) verleend. En mijn specialist had overigens ook wel enige reden om zich uitverkoren te voelen, want op het bordje boven de deur van zijn kantoor stonden achter zijn naam de twintig letters die tesamen het mooiste woord van de Portugese taal vormen. Dat is niet het vervelende ‘saudade’, ‘azul’, of ‘mar’ of iets dergelijks. Nee, het mooiste woord uit de Portugese taal is: otorrinolaringologia. Een woord als een in zichzelf gekeerde paling, als een toverspreuk, als een eerbetoon aan Gina Lollobrigida. Iemand die zich in de otorrinolaringologia heeft bekwaamd, mag zich otorrinolaringologista noemen. Ook niet gek, maar toch minder (misschien omdat Gina er nu plotseling uit is verdwenen). Vertaald in het Nederlands: keel-, neus- en oorheelkunde/kundige. Oftewel, een brekebeen van een woord, met al die streepjes en afbrekingen, en daarmee, typisch Nederlands (een fysiek verschijnsel volgens mij; zo bewegen Nederlanders zich immers ook: houterig, samengesteld, theoretisch; daar waar de Portugese ledematen vloeien en dansen – otorrinolaringologia). De oren waren overigens zo uitgespoten, toen ik de specialist eenmaal te spreken kreeg. Hij raadde me nog wel aan voortaan het jaar door mijn oren met vloeibare stikstof te druppelen. Maar dat kan ik verkeerd hebben verstaan. Want voor een otorrinolaringologista was zijn dictie volstrekt bedroevend.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-64065851389198207162009-07-09T10:49:00.000-07:002009-08-31T03:05:36.419-07:00<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SlYtuAajMlI/AAAAAAAAADc/5JU82GRFlAk/s1600-h/IMG_3920.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 240px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SlYtuAajMlI/AAAAAAAAADc/5JU82GRFlAk/s320/IMG_3920.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5356519075212374610" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Fundao, een slaperig stadje ergens in het binnenland van Portugal. In de Rua da Cale (de belangrijkste winkelstraat) overheersen de kousenwinkels en handel in ijzerwaren. Eerste gedachte: zo zou het overal moeten zijn. Dat Michael Jackson dood is valt nergens uit op te maken. De mensen deppen hun voorhoofd droog, nemen hun hoed af. In de hoedenwinkel ben ik de enige klant. Niet dat ik een hoed wil. Of tenminste, niet per se, ik wil dat hoofd. Die treurige ogen, die licht pruilende mond (is het een glimlach?). Dit moet de meest aristocratische paspop ter wereld zijn. De enige ook met een krulsnor. De uitbaatster maakt afwerende gebaren. Wordt vervolgd.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-36718513271392771592009-07-02T01:17:00.000-07:002009-08-31T03:09:31.569-07:00zelfplakzolenWie de wereld om zich heen wil doorgronden, moet op de kleine dingen letten. Vergeet die maatschappij-analyse uit de zaterdagkrant. Probeer in plaats daarvan liever eens oude schoenen van nieuwe zolen en hakken te voorzien. <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Skx1AeCA7ZI/AAAAAAAAADA/m5RtUoOegZY/s1600-h/DSC_0014.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Skx1AeCA7ZI/AAAAAAAAADA/m5RtUoOegZY/s320/DSC_0014.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5353782707958640018" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Dit zijn mijn Van Lier-schoenen. Vijftien jaar oud inmiddels en behoorlijk toegetakeld. Het leer is gebarsten en hier en daar zelfs gescheurd (niets overigens dat niet met een eenvoudige fietsplakker kan worden verholpen). Maar ze zitten nog goed. Wel werd het zo langzamerhand tijd voor nieuwe zolen en hakken. Nu zou ik naar de schoenmaker kunnen gaan. Maar die berekent voor zo'n klusje meer dan dertig euro. En dat is bijna net zoveel als de schoenen vijftien jaar geleden kostten. Dan kon ik beter even langs de HEMA gaan om daar een paar van die opplakzolen en een tubetje lijm te kopen. Dacht ik. Maar de kassajuffrouw keek me zelfs een beetje laatdunkend aan toen ik na een kwartier vergeefs ronddwalen mijn beklag kwam doen: ' Die zijn al jaren uit het assortiment meneer.' De HEMA; geen plakzolen! Later die dag belde ik de Praxis en stapte ik de Kwantum binnen. Zonder resultaat. Plakzolen (of, preciezer wellicht: 'zelfplakzolen') zijn nergens meer te krijgen. Conclusie? Een dure schoen wordt door een enkeling nog wel langs de schoenmaker gebracht, maar de bulk van het schoeisel komt aan een tweede zool (een tweede leven) simpelweg niet meer toe. Voor het zover is (of als het zover is), wordt de schoen weggeflikkerd en ingeruild voor een nieuw model. Trefwoorden: welvaart, wegwerpmaatschappij, China, duurzaamheid, nieuw is beter, etc. (en zie verder de maatschappij-analyse uit de zaterdagkrant). <br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Skx4naf0jaI/AAAAAAAAADI/NPOzep2nyVQ/s1600-h/DSC_0015.JPG"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 320px; height: 214px;" src="http://4.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/Skx4naf0jaI/AAAAAAAAADI/NPOzep2nyVQ/s320/DSC_0015.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5353786675559697826" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Overigens is er ook goed nieuws te melden. Sinds kort is er een webwinkel - http://schoenzolen.biedmeer.nl - die op bestelling schoenzolen en -hakken door heel Nederland verstuurd. Voor onder het tientje bent u er klaar. Zegt het voort.Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com5tag:blogger.com,1999:blog-7773489595491967972.post-6205328977331178732009-06-24T23:42:00.000-07:002009-08-31T03:10:05.623-07:00Donald Barthelme en Jan JongbloedEen week geleden typte ik ( in een recensie van een biografie van de Amerikaanse schrijver Donald Barthelme) de volgende zinnen: 'Tot Nederland is Barthelme hoe dan ook nimmer doorgedrongen. Dat Barthelme wellicht de enige buitenlandse schrijver was die in zijn fictie Nederlandse voetballers ten tonele voerde (in het verhaal ‘Concerning the bodyguard’ bespreken twee lijfwachten de vervanging van ‘Dutch goalkeeper Piet Schrijvers’ door ‘the brave Jan Jongbloed’ tijdens de wedstrijd Nederland-Peru op het WK van 1978) en dat componist Micha Hamel in 2007 Barthelme’s toneelstuk Snow White tot een opera bewerkte, hebben daaraan niets afgedaan.' <br /><br /><br /><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SkMgSR-KrOI/AAAAAAAAABo/f2_NtBo7_dc/s1600-h/Barthelme_klein.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 269px; height: 320px;" src="http://1.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SkMgSR-KrOI/AAAAAAAAABo/f2_NtBo7_dc/s320/Barthelme_klein.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5351156280680164578" /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /></a><a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SkMgSgtOm0I/AAAAAAAAABw/G5bex6giod4/s1600-h/jongbloed.jpg"><img style="float:left; margin:0 10px 10px 0;cursor:pointer; cursor:hand;width: 212px; height: 320px;" src="http://2.bp.blogspot.com/_ZzIPDaUuBUg/SkMgSgtOm0I/AAAAAAAAABw/G5bex6giod4/s320/jongbloed.jpg" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5351156284635650882" /></a><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br /><br />Piet Schrijvers en Jan Jongbloed. Ach ja, wat zou er eigenlijk van ze zijn geworden, vroeg ik me een kort moment af. Maar ik was die oude voetbalhelden eerlijk gezegd alweer vergeten toen ik gisterochtend in Amsterdam-Slotermeer de apotheek binnenstapte. De klant vóór mij was een grijze man met een stevig postuur en opmerkelijk dikke, vlezige vingers. Hij frommelde wat met een recept. Mmm, bekende kop, dacht ik. Die brede mond. Heel bekend. Het zal toch niet? 'Mag ik u iets vragen,' vroeg ik toen ik mijn schroom had overwonnen, '... U heeft zo'n bekend gezicht.' Hij lachte en maakte een gebaar naar de meisjes achter de balie: 'Ach, ik kom hier al dertig jaar, iedereen kent me hier.' Die stem. Het kon niet missen. 'Bent u Jan Jongbloed?' Ja, dat klopte, dat was hij. Terwijl zijn medicijnen over de toonbank gingen vertelde ik over het wonderlijke toeval dat ik hem hier ontmoette, net nu ik een artikel had geschreven waarin zijn naam voorkwam... 'Nederland-Peru', zei ik, '... die Amerikaanse schrijver had het over de wedstrijd Nederland-Peru, tijdens het WK van 1978. Er was een grove aanslag op Piet Schrijvers en toen moest u hem vervangen.' Jongbloed glimlachte: 'Het was Nederland-Italië, de twintigste minuut, en het was wel een behoorlijke overtreding, maar Piet had het aan zichzelf te danken.' We keuvelden nog wat, de medicijnen in de hand, en nog verbouwereerd over de ontmoeting nam ik even later afscheid, zonder ook maar op het idee te komen om een handtekening te vragen of een foto te nemen om het toeval heel even over de knie te leggen. Maar goed, een aantal belangrijke lessen laten zich hoe dan ook trekken:<br /><br />1) Jan Jongbloed heeft nooit van Donald Barthelme gehoord<br />2) In zijn verhaal ‘Concerning the bodyguard’ laat Barthelme Piet Schrijvers geblesseerd het veld verlaten tijdens de wedstrijd tegen Peru op het WK van 1978. In werkelijkheid betrof het de wedstrijd Nederland-Italië (20e minuut)<br />3) Piet Schrijvers had de aanslag (deels) aan zichzelf te wijten<br />4) Jan Jongbloed leeft en ziet er gezond uit ( en, een detail, hij heeft opmerkelijk dikke, vlezige vingers, iets dat zijn opmerking, tijdens datzelfde WK, dat hij zonder handschoenen keepte 'omdat hij anders de bal niet voelde', in retrospectief natuurlijk wel extra betekenis geeft).Hans van Weteringhttp://www.blogger.com/profile/05877475064580164219noreply@blogger.com1