donderdag 10 december 2009

Interview Jutta Chorus - Afri

Wie stiekem nog hoopte dat het met de multi-culturele samenleving vanzelf ooit goed zou komen weet na het lezen van Afri – leven in een migrantenwijk wel beter. Journaliste Jutta Chorus liep anderhalf jaar rond in de Afrikaanderwijk in Rotterdam, een van die Prachtwijken waar het percentage allochtonen meer dan 80% of meer bedraagt en volgde daar een Turkse, een Marokkaanse en een Nederlandse familie. Ze zit aan bij familieberaad, gaat op pad met de wijkagenten en noteert, het opschrijfboekje in de hand, wat wordt gezegd. Het resultaat is een ontluisterend inkijkje in het leven aan de onderkant. Binnen de Turkse en Marokkaanse families in Afri heeft vrijwel iedereen een uitkering. Studie of school worden zelden afgemaakt. Geweld en bedreiging – binnen families, tegenover buren of politie - zijn de gewoonste zaak van de wereld. De 20% autochtonen intussen die nooit uit Afri vertrokken, zijn ziek of gaan gebukt onder psychische stoornissen. Dalrymple in de polder kortom – Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt?

Chorus: Er staat natuurlijk veel ellende in, veel onvermogen van mensen, maar ik heb ook sprankjes hoop gezien. Ik weet niet of het genoeg is. Sommige mensen in het boek ontworstelen zich aan de sociale controle van hun familie, zorgen dat ze een goede opleiding krijgen, maken carrière. Daar is veel moed voor nodig. Hetzelfde geldt voor de politieagenten, de wijkagenten. Die mensen hebben echt effect. In de bloei van hun leven investeren ze lange jaren in zo’n wijk, geven daarbij een deel van hun privé-leven op. Sommigen hebben al jaren geen oud en nieuw met hun gezin kunnen vieren omdat ze dan altijd op het plein moeten zijn om de boel in goede banen te leiden. Ze doen alles om die jongens bij de samenleving te betrekken; ze straffen wanneer het moet, ze stimuleren waar mogelijk, en ze geven ook echt kansen; kansen die soms gegrepen worden.

Opmerkelijk is dat de koran en het geloof vrijwel geen rol lijken te spelen.

Chorus: Ik heb me daar zelf ook over verbaasd. Die straatjongens gingen nauwelijks naar de moskee. In de moskee op het plein kwamen vooral oudere mannen. Ook tijdens de Ramadan bleven de meeste jongens gewoon thuis. De sociale controle en dwang binnen families is veel belangrijker. Schaamte en eer bepalen het handelen. Zeker voor die eerste generatie. De tweede generatie lijdt daaronder.

Maar die tweede generatie doet toch vrolijk mee? In het boek is de pas 24-jarige Osman de pater familias van de Turkse familie. Hij is het die bepaalt hoe de vrouwen in de familie zich moeten gedragen, of zijn zus mag trouwen.

Chorus: Ze doen er aan mee, maar dat neemt nog niet dat je er niet door beschadigd kan zijn. Het is onvermogen. Wie er afstand van neemt, riskeert een breuk met de familie. Daar is grote moed voor nodig. Je goede naam staat op het spel. Eer is alles.

Hoe kwam je eigenlijk bij deze families terecht?

Chorus: Ik had twee eisen; ik wilde namen kunnen gebruiken, en ik wilde de mensen kunnen laten zien zoals ze echt leven. Het kost nogal wat tijd om geschikte families te vinden. Aanvankelijk had ik een andere familie, maar daarvan merkte ik dat ze na drie afspraken eigenlijk wel waren uitgepraat. Een andere familie wilde niet met hun naam in het boek. Bij de Turkse familie die ik uiteindelijk vond had ik ook het geluk dat een van de jongens, Osman, precies op het moment dat ik met mijn onderzoek begon een snackbar opende op het plein. Die hele familie zat daar de hele dag. Osman’s vrienden kwamen er aangelopen, zo raakte ik overal binnen.

Die snackbar is een poging Osman op het rechte pad te krijgen. Zijn familie biedt hem een kans, maar dat lukt dan toch weer niet.

Chorus: Ja, de vrienden met wie hij voorheen een bende vormde, komen weer in de snackbar. Vanwege zijn strafblad kreeg hij geen horecavergunning - die vergunning moest dus van een neef komen -, waardoor Osman zelf er maar 16 uur mocht werken en hij te weinig verdiende. En hij kon het ook gewoon niet zo goed. Hij had geen enkele opleiding. Hij deed maar wat. Hij heeft waarschijnlijk van iemand vet leren smelten of zo. Ik heb daar een jaar lang gegeten en dat is me niet echt goed bekomen.

Een voedselvergiftiging?

Chorus: Nou, dat ook weer niet, maar het was vaak niet echt goed doorbakken. Je wist ook nooit hoe lang dat schaap daar eigenlijk al aan die grill hing.

Osman en zijn vrienden verzetten zich tegen alles wat met Nederland te maken heeft, en zien daarbij Montana en Michael Corleone als hun helden. Hoe zit dat?

Chorus: De Godfather is op de lange termijn misschien niet altijd succesvol, en ook met Tony Montana loopt het slecht af, maar voor zolang als het duurt heb je dan toch die grote auto en het aanzien. Het is ook de verheerlijking van verzet. Al wonen ze dan in een beroerde wijk, ze hebben wel hun eer. Het is een soort ghettoromantiek. Daarom hebben ze ook dit soort figuren nodig. Ze duiken een fantasiewereld in en dat leidt tot lege misdaadschappen in de videotheken. Al dat soort films was voortdurend uitgeleend of gestolen; niet porno, maar de Godfather. Ze imiteren ook de gebaartjes van Michael Corleone. Ze laten hun stem iets zakken enzo.

Wat opvalt is dat Osman en zijn vrienden eigenlijk nooit toegeven dat ze iets fout hebben gedaan. In het boek citeer je een Arabisch spreekwoord: Een zonde in het verborgene is voor tweederde vergeven. Is het daarom dat die jongens geconfronteerd met hun eigen fouten glashard ontkennen, terwijl ze weten dat iedereen weet wat ze hebben gedaan?

Chorus: In Nederland zijn we heel erg gewend dat je kinderen opvoedt vanuit het principe dat het belangrijk is om te zeggen dat je het gedaan hebt dan dat je het verzwijgt. Ouders delen vaak zelfs geen straf als kinderen maar zeggen wat ze hebben gedaan. Uit recent onderzoek blijkt ook dat wanneer ouders hun kinderen die ruimte niet geven; wanneer kinderen niet worden gestimuleerd om toe te geven dat ze iets fout hebben gedaan, die kinderen agressiever worden, en zelf gaan liegen. Gezichtsverlies en eer is alles. In die Turkse en Marokkaanse families is daarom ruimte om te liegen. En waarom zou je dan tegenover de politie of voor de rechter de waarheid spreken als je dat binnen je eigen familie al niet hoeft te doen? Ik denk dat als je echt Nederlanders wilt maken van die tweede generatie, dan hoort daar toch bij dat je schuld bekent. Dat wordt gewaardeerd. Dat hoort bij onze cultuur, vormt de grond onder onze rechtscultuur.

In het boek word je uiteindelijk van buitenstaander betrokkene.

Ja, je krijgt een telefoon in je hand gedrukt, er staan berichten op je voicemail, het is nog geen vriendschap, maar toch. Ik heb een van die mensen een beetje geholpen, een advocaat gewezen, omdat ik het zo onrechtvaardig vond wat er op een gegeven moment gebeurde. Je ontkomt je er niet aan dat je iemand anders wordt, en dan is het tijd om op te stappen.

Ben je later nog teruggegaan? Waren ze blij met je boek?De mensen in je boek geven zich nogal bloot.

Chorus: Ik kom er nog steeds, maar zonder opschrijfboekje. En nadat het boek uitkwam ben ik gelijk met een stapel boeken de wijk in gegaan. Dat was niet gemakkelijk. Die jongens op straat schamen zich toch ook een beetje voor het uitzichtloze in het boek. De publicatie zelf ging me evenmin licht af, al stonden die families er achter, en wisten ze wat er in het boek stond. De reacties waren uiteindelijk vooral positief, zo van: eindelijk wordt er ook over Rotterdam-Zuid geschreven, voor het eerst wordt het leed tenminste zichtbaar. De werkelijkheid wordt niet genoeg gekend. Dat is het probleem. Daar stoor ik me aan; aan die politieke impasse in Nederland, waarin rechts steeds rechtser wordt en links blijft hangen in politiek correcte standpunten, terwijl intussen gewoon nog onvoldoende bekend is wat er bij de mensen thuis achter de voordeur plaatsvindt. En dat zou toch het begin moeten zijn; dat je weet waar je het over hebt voordat je aan oplossingen begint te denken. Het zou mooi zijn als dit boek daar een kleine bijdrage aan levert.

interview gepubliceerd in VPRO-gids, 10 december 2009