donderdag 24 maart 2011

Portugese cursiefjes

Vanaf vandaag verschijnen hier, hopelijk in hoge frequentie, verhaaltjes en anekdotes over de personages waarin ik mij tijdens mijn leven in een klein bergdorpje in midden-Portugal omringd weet.

1 - Viezigheid

Sinds twee dagen bevind ik mij aan de voet (of eigenlijk: op de enkel) van een Portugees bergmassief. De koffers zijn net uitgepakt. Het is koud. Zo koud als het alleen kan worden in een land waar het nooit koud is. De huizen zijn hier gebouwd om koel te houden. Daarbij komt dat de toebedeelde hoeveelheid ampère per huisnummer ontoereikend is om de koude met hulpmiddelen, als daar zijn elektrische kachels, te bestrijden. Ik wikkel me dus in dekens en bid dat de wraakgodin van de reuma mij niet bespringt. Maar de kou is nog tot daar en toe. Het verlichtingsmedicijn alcohol is hier tenslotte altijd dicht bij hand (in de Noordelijke landen ligt dat weer heel anders, maar wie daar naartoe gaat vraagt er natuurlijk ook om). Nee, het ergst is de viezigheid. Het huis waar ik verblijf is begin 20e eeuw gebouwd. Het telt drie verdiepingen, elf kamers, twee badkamers, twee keukens, wat gangen, een garage en een tweetal balkons met uitzicht over de vallei tot aan het punt waar we niets meer kunnen zien (ik zie nog net Monsanto liggen, een dertig kilometer verder gelegen dorpje waar de mensen in en onder grote zwerfkeien wonen). De viezigheid zit overal, als een tweede huid. In alle hoekjes, op alle muren, op elk achteloos vastgepakt koffiekopje; aan elk meubel zit vreemd schraapsel, de smoezelige resten van vergeten bedoelingen, erfenis van bijna honderd jaar leven. En oude vliegen natuurlijk, het is hier tenslotte het zuiden, reeds lang gestorven, achteloos zwervend over de stenen vloer. Het is niet viezer dan elders, denk ik. Niet viezer dan bij mij thuis. Maar het is onbekende viezigheid. En vooral, dat van een ander. En dat is onvergefelijk. Of ben ik te hardvochtig? T is in slaap gevallen op de bank. Haar hoofd leunt schuin achterover tegen de witte muur. Misschien is het de kou, of het licht van de inzettende schemering op de vlekkerige muur, maar plotseling lijkt zij mij al te kwetsbaar, breekbaar, sterfelijk. Is dit ook reizen? Hoort dit erbij? Eenzame zielen zijn wij, ja, ja. Als ze wakker wordt gaan we ergens speenvarken eten, met wijn, dat spreekt voor zich, veel wijn. Dan zal het vanzelf wel weer overgaan. Voor zolang het duurt.