donderdag 23 juli 2009

Het mooiste woord dat het Portugees kent

De boer die hier het landgoed bewerkt (het landgoed waarop het huisje staat dat ik als vakantievierder bewoon; het land waar ik over uitkijk, waar ik de kersen van de bomen trek etc.) heeft een ongelukkig been. Het is geen vrolijke aanblik, zoals hij al kreupelend met machines zeult en bomen beklimt. Een half jaar geleden kreeg hij een ongeluk en plaatsten artsen een ijzeren plaat in zijn been. Die plaat moest er vandaag uit. ’s-Ochtends meldde de boer zich nuchter in het ziekenhuis. Hij werd ingecheckt, formulieren werden ingevuld, en daarna moest hij ergens in een wachtkamer plaatsnemen. Tegen lunchtijd was nog niemand verschenen. De boer was inmiddels misselijk van de honger. Op het eind van de middag kwam tenslotte een zuster, werd hij op een bed gelegd en kreeg hij een infuus in de arm geschoven. Zo lag hij tot de avond al flink was gevorderd en weer een andere zuster de patient ‘ontdekte’ en hem meedeelde dat er geen arts meer was. Waarna het infuus er weer uit ging, en de kleren weer aan, en de brave man met plaat en al weer naar huis hinkte, klaar voor een nieuwe dag.













Dat de medische dienstverlening hier zo nu en dan wel iets te wensen overlaat, is geen nieuws natuurlijk. Maar soms valt er ook iets te lachen. En zelfs laat zich nog wel eens een ontdekking doen. Het mooiste woord dat de Portugese taal kent bijvoorbeeld, leerde ik toen – dankzij onmatig zwembadbezoek – zich in mijn oren zoveel rotzooi had opgehoopt dat ik nog slechts gesuis hoorde. Er moest worden uitgespoten. In Nederland een routineklus die zonder problemen door het ongediplomeerde hulpje van de huisarts wordt uitgevoerd. Niet in Portugal, zo bleek. Zelfs de huisarts waakt voor een dergelijke operatie. Daarvoor moet een privaat gevestigde specialist worden geraadpleegd. Het kostte me een week om er een te vinden die zich daadwerkelijk op het adres bevond waar hij volgens de gegevens kantoor hield (meestal was de specialist net weg, of moest hij nog komen, zonder dat daarbij dagen of uren werden gespecificeerd, vaak ook was het lunchtijd, of bijna lunchtijd, of hief de medewerkster de handen ter hemel, als om duidelijk te maken dat de oplossing voor mijn probleem eerder daar dan in haar kantoor zou moeten worden gezocht, en dat ze wat betreft de arts waar ze de niet bestaande agenda voor bijhield, nu eenmaal was aangewezen op een dagindeling waarin grilligheid en willekeur de toon zette, omdat zijn bijzondere, verheven positie als medisch specialist juist in die onvoorspelbaarheid het zuiverst tot uitdrukking kwam – wanneer hij verscheen was het als een wonder, als een gunst door hem (en/of van hogerhand) verleend. En mijn specialist had overigens ook wel enige reden om zich uitverkoren te voelen, want op het bordje boven de deur van zijn kantoor stonden achter zijn naam de twintig letters die tesamen het mooiste woord van de Portugese taal vormen. Dat is niet het vervelende ‘saudade’, ‘azul’, of ‘mar’ of iets dergelijks. Nee, het mooiste woord uit de Portugese taal is: otorrinolaringologia. Een woord als een in zichzelf gekeerde paling, als een toverspreuk, als een eerbetoon aan Gina Lollobrigida. Iemand die zich in de otorrinolaringologia heeft bekwaamd, mag zich otorrinolaringologista noemen. Ook niet gek, maar toch minder (misschien omdat Gina er nu plotseling uit is verdwenen). Vertaald in het Nederlands: keel-, neus- en oorheelkunde/kundige. Oftewel, een brekebeen van een woord, met al die streepjes en afbrekingen, en daarmee, typisch Nederlands (een fysiek verschijnsel volgens mij; zo bewegen Nederlanders zich immers ook: houterig, samengesteld, theoretisch; daar waar de Portugese ledematen vloeien en dansen – otorrinolaringologia). De oren waren overigens zo uitgespoten, toen ik de specialist eenmaal te spreken kreeg. Hij raadde me nog wel aan voortaan het jaar door mijn oren met vloeibare stikstof te druppelen. Maar dat kan ik verkeerd hebben verstaan. Want voor een otorrinolaringologista was zijn dictie volstrekt bedroevend.

Geen opmerkingen: